Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Alexander jaroslawitsj newsky

betekenis & definitie

(1) Russisch grootvorst (Wladimir 30 Mei 1220 -Gorodets 14 Nov. 1263), was de zoon van Jaroslaw Wsewolodowitsj, grootvorst van Wladimir. Hij werd vorst van Nowgorod (1236) en versloeg 15 Juli 1240 bij de Newa de Zweden, die op aansporing van den paus tegen Nowgorod optrokken (vandaar zijn bijnaam Newsky).

Twee jaar later, op 5 Apr. 1242, bracht hij de Duitse ridders een nederlaag toe op het ijs van het Peipus-meer en bevrijdde hij Pskow. Daarmee was de opmars van het R.K. Europa tegen Rusland gestuit. Tegenover de Tataren moest hij echter de noodzaak van onderwerping erkennen. Na de dood van zijn vader reisde hij met zijn broeder Andrej naar den GrootKhan in Gentraal-Azië, die Andrej tot grootvorst van Wladimir en Alexander tot vorst van Kijew en Nowgorod benoemde. Daar Kijew verwoest was, vestigde Alexander zich te Nowgorod. In 1252 moest Andrej na vergeefs verzet tegen de Tataren Wladimir verlaten; Alexander werd zijn opvolger als grootvorst. Hij was meegaand tegenover de Tataren en bereikte zodoende verlichting van de zware schatting en opheffing van de militaire dienstplicht, die de Tataren de Russen oplegden. Na zijn dood werd hij als held vereerd; de orthodoxe kerk heeft hem heilig verklaard. Peter de Grote stichtte te zijner ere te St Petersburg in 1712 een klooster en kerk, waarheen het gebeente van Alexander werd overgebracht, terwijl hij in 1722 de Alexander Newsky-orde instelde.(2) koning van Joegoslavië (Cetinje 4 (17) Dec. 1888 - Marseille 9 Oct. 1934), tweede zoon van Peter I van Servië en Zorka, derde dochter van Nicolaas van Montenegro. Hij bracht zijn jongensjaren door als page aan het hof van St Petersburg, welks autocratische omgeving waarschijnlijk niet nagelaten heeft een stempel op zijn karakter te drukken. In 1909 keerde hij in Servië, waar zijn vader sinds 1903 regeerde, terug om onmiddellijk in de rechten van zijn ouderen broer George, die wegens ontoerekenbaarheid er afstand van had moeten doen, te treden. Hij werd op 15 Mrt 1909 tot troonopvolger uitgeroepen. In de Balkanoorlogen van 1912/T3 stond hij aan het hoofd van het iste Servische leger; hij behaalde in 1912 de overwinningen van Koemanovo en van Monastir en in 1913 die van de Bregalnitsa en van Govedarnik. Vlak voor het uitbreken van Wereldoorlog I, nl. op ii Juni 1914, benoemde zijn vader, die door ziekte tot regeren onbekwaam was geworden, hem tot prins-regent. In deze hoedanigheid en in die van opperbevelhebber had hij gedurende die oorlog de leiding en deelde hij ook, toen het Servische front in 1915 was ineengestort, met zijn soldaten de ontberingen van de terugtocht door de Albanese bergen. Waarschijnlijk had hij de hand in het proces, dat in 1917 te Saloniki gevoerd werd tegen het geheime militaire genootschap „Eenheid of de dood” (ook wel „de Zwarte Hand” genaamd), welks leider kolonel Dragoetin Dimitrijewitsj (alias „Apis”), die in 1903 door de moord op koning Alexander Obrenowitsj de machtsaanvaarding der Karadjordjewitsj had mogelijk gemaakt en in 1914 de moord te Serajevo op den Oostenrijksen troonopvolger Frans Ferdinand had helpen plegen, op zeer zwakke gronden werd veroordeeld en terechtgesteld. In ieder geval werd hij bevrijd van een tegenstander, die het hem na de oorlog lastig had kunnen maken.

Op 1 Dec. 1918 erkenden de afgevaardigden van de Nationale Raad te Zagreb hem als regent in alle Zuidslavische provincies van de vroegere Donau-monarchie en nam hij de titel van prinsregent van het koninkrijk der Serven, Kroaten en Slowenen aan. Sinds 16 Aug. 1921 was hij koning. Hij was evenwel niet de geschikte man om het de Kroaten in het nieuwe rijk naar de zin te maken. Overtuigd als hij er van was, dat het de Serviërs waren geweest, die de onderdrukte broedervolken hadden bevrijd, meende hij, dat dezen dan ook het recht hadden op de hegemonie in de nieuwe staat en deed hij weinig om aan het streven van de volken aan gene zijde van Save en Drina naar federalisatie tegemoet te treden. Hij gaf zowaar nog voorkeur aan afscheiding van die gebieden. Voorstellen in die zin deed hij aan den Kroatischen boerenleider Raditsj. Doch toen deze daar niet op inging, omdat hij begreep, dat een onafhankelijk Kroatië een prooi van Italië en Hongarije zou worden, en toen aan de andere kant na de moord op Raditsj in de Skoeptsjina (20 Juni 1928) bleek, dat regeren met de tot nu toe gevolgde parlementaire methode niet langer mogelijk was, koos hij op 6 Jan. 1929 de dictatoriale weg. De toch reeds niet vrij gekozen volksvertegenwoordiging werd opgeheven, drukpersvrijheid en vrijheid van vergadering vernietigd en alle federalistische uitingen de kop ingedrukt. Het koninkrijk kreeg op 3 Oct. 1929 de nieuwe naam Joegoslavië en alle oude landsgrenzen werden vervangen door een geheel nieuwe indeling van de staat (in 9 provincies) langs aardrijkskundige lijnen. Op 3 Sept. 1931 vaardigde Alexander een nieuwe grondwet uit en zette daarmede weer koers naar een demokratisch régime. Het feit, dat de economische wereldcrisis zich in het land, dat in de eerste tien jaren van zijn bestaan een betrekkelijke welvaart had gekend, hevig deed gevoelen, droeg niet bij tot de populariteit van het politie-régime.

Op buitenlands gebied gelukte het Alexander een Balkanentente te sluiten (9 Febr. 1934), maar verder boekte hij niet veel succes: Frankrijk was niet meer in staat Joegoslavië zo ruimschoots bij te staan als het vroeger had gedaan en spoorde het aan, zijn geschillen met Italië bij te leggen. Reeds deed zich de economische aantrekkingskracht van Duitsland gevoelen. Op een van zijn reizen naar Frankrijk werd toen Alexander, te zamen met den Fransen minister van buitenlandse zaken Barthou op 9 Oct. 1934 te Marseille vermoord als gevolg van een complot van Kroatische separatisten, die daarbij steun hadden ontvangen van Hongaarse en Italiaanse zijde.

Alexander was op 8 Juli 1922 gehuwd met Maria, dochter van koning Ferdinand van Roemenië en had uit dit huwelijk drie zoons: Peter II (geb. Belgrado 6 Sept. 1923), koning van Joegoslavië van 1934-1945, Tomislaw (geb. 19 Jan. 1927) en Andrej (geb. 28 Juli 1929).

Lit.: S. Pribitchévitch, La dictature du roi Alexandre (1933). C. Eylan, La vie et la mort d’A. I (1935); J. N. Faure-Biguet, Le roi A. (1936); S. Graham, A. of Yugoslavia (1939).

< >