beheerste gedurende het tweede kwart der gde eeuw de eeuwige stad. Hij was de zoon van een Romeins patriciër van dezelfde naam en van Marozia, die met haar moeder Theodora lange tijd grote macht in Rome uitoefende.
Alberich maakte een einde aan vele slechte toestanden daardoor ontstaan en weerde met kracht alle vreemde invloeden uit de stad: Hugo van Bourgondië werd verdreven en aan Otto, den Duitsen koning, in 951 de toegang tot Rome geweigerd. Bij zijn dood (31 Aug. 954) erfde zijn zoon Octavianus zijn wereldlijke macht („patricius” en „senator”); tevens werd deze tot paus gekozen (Johannes XII). Als zodanig kreeg hij een zeer slechte naam.Lit.: L. M. Hartmann, Gesch. Italiens im Mittelalter, III, 2 (1911); W. Sickel, Alberich II und der Kirchenstaat, in: Mitt. d. Inst. für östers. Gesch., XXIII (1902); L. Duchesne, Les premiers temps de l’Etat Pontifical, 3me éd. (1911); P. Fedele, Ricerche per la storia di Roma e del papato nel secolo X, in: Arch. d. r. Soc. rom. di storia patria, XXXIII (1910), XXXIV (1911).