(letterlijk: vergroting der uiteinden) is een ziekte, die in 1886 voor het eerst werd beschreven door den Fransen zenuwarts Pierre Marie. Het ziektebeeld ontwikkelt zich meestal zeer geleidelijk op middelbare leeftijd.
In het bijzonder de onderkaak, de neus, de oren, de handen en de voeten worden groot en plomp, waardoor de patiënt een zeer kenmerkend uiterlijk krijgt (zie afbeelding). Maar niet alleen de akra ondergaan veranderingen, ook de wervelkolom neemt aan het ziekteproces deel. Zij gaat meestal een verkromming vertonen in het borstgedeelte, waardoor de patiënt een ronde rug krijgt. Voorts worden ook de ingewanden groter (splanchnomegalie), alsmede de tong (macroglossie) en soms de uitwendige geslachtsorganen. Tengevolge van de veranderingen in de mond keelholte wordt de stem zwaar en diep, hetgeen vooral bij vrouwen een treffend verschijnsel is.De oorzaak der akromegalie is gelegen in een aandoening van het hersenaanhangsel (hypophysis) en wel van het voorste gedeelte van deze klier met interne secretie. De betreffende aandoening is meestal een adenoom (kliergezwel), uitgaande van de eosinophiele kliercellen, die, naar men aanneemt, het groeihormon afscheiden. Behalve het eosinophiele adenoom kan ook een carcinoom van de hypophysevoorkwab akromegale verschijnselen veroorzaken, terwijl de stoornis een enkele maal het gevolg is van gezwellen of ontstekingen in de naaste omgeving, die een prikkelende werking uitoefenen op de hormonproductieder eosinophiele cellen. Door Röntgenbestraling en door operatie is de ziekte menigmaal te genezen.
DR A. VERJAAL.