Over het algemeen kan men hieronder verstaan organen of complexen van organen die in een bepaalde lichaamsholte zijn gelegen. In de hersenholte de hersenen met bloedvaten, zenuwen en vliezen.
In de oogholte de oogbol met bloedvaten, zenuwen, spieren, traanklier en vetkussen; in de borstholte de longen en het hart met bloedvaten, zenuwen en vliezen; in buik en bekkenholte de lever, milt, darmen, nieren, ureters, blaas en bij de vrouw de uterus, tubae en ovariën, alle met bloedvaten, zenuwen en vliezen.De technische term viscera (Latijn) wordt inderdaad zo gebruikt wanneer men spreekt van visceraal skelet, d.i. het skelet dat uit de kieuwbogen ontstaat en aangewend wordt bij de opbouw van het strottenhoofd (behorend tot de halsingewanden), en van visceraal zenuwstelsel, d.i. het autonome zenuwstelsel dat vnl. de ingewanden in het algemeen verzorgt. In de regel bedoelt men met ingewanden de buikingewanden en daarvan in het bijzonder nog de darmen. Dit gebruik is vooral onder leken gangbaar.