is te beschouwen als een reformbeweging in de Islam, ontstaan op initiatief van den grondlegger Hazrat Mirza Ghoelam Ahmad (1839-1908) in het plaatsje Kadian in Hindoestan. Deze leraar predikte in de eerste plaats verbreiding van de Islam doch uitsluitend door overreding en propaganda, nimmer door geweld.
Meningsverschillen van godsdienstige aard leidden tot een scheuring in de beweging waardoor twee richtingen ontstonden die scherp van elkaar gescheiden zijn, de Kadianrichting met Kadian en de Lahore-richting met Lahore als geestelijk centrum. Ook in Ned.-Indië zijn beide richtingen der Ahmadyah-beweging doorgedrongen, de Kadian-richting voornamelijk op Sumatra, de Lahore-richting op Java. Op laatstgenoemd eiland werd in 1929 door de aanhangers der Lahore-richting een „Bond van Moeslims” opgericht, waarvan de statuten werden goedgekeurd bij Gouvernementsbesluit. De grondslagen der vereniging zijn: a. de Koran, het laatste, volmaakte heilige boek, grondslag en richtsnoer voor het menselijk leven; b. de overtuiging dat de Heilige Profeet Mohammed de laatste profeet is, waarna geen andere profeet, oude noch nieuwe, zal komen en dat hij het beste voorbeeld is voor den mens, zodat de mens zijn voorbeeld behoort te volgen; c. de erkenning dat na de dood van den Heiligen Profeet Mohammed Hervormers zullen komen en dat Hazrat Mirza Ghoelam Ahmad de Hervormer is van de 14de eeuw na de Hidjrah (begin van de Mohammedaanse jaartelling 622 n. Chr.). De Bond stelt zich ten doel het stichten van vrede, gelijk de betekenis is van het woord Islam en tracht zijn doel te bereiken door zending en propaganda.