beter: Afvoerbepaling, is de berekening van de afvoer, vordert het meten of bepalen van de inhoud van het dwarsprofiel van beek, rivier of kanaal en van de gemiddelde stroomsnelheid in dat dwarsprofiel, tenzij deze berekend wordt uit het verhang, de gemiddelde hydraulische straal en een coëfficiënt, afhankelijk van de aard van het materiaal, waaruit het rivierbed of de kanaalwand bestaat. De gemiddelde stroomsnelheid wordt soms, nl. bij regelmatige dwarsprofielen, berekend uit de gemeten grootste stroomsnelheid aan de oppervlakte.
Anders verdeelt men het dwarsprofiel in een aantal vertikale stroken en bepaalt de afvoer in elke strook uit haar inhoud en de gemeten gemiddelde stroomsnelheid in die strook; de som der afvoeren in de verschillende stroken geeft de totale afvoer.Bij onregelmatige dwarsprofielen, die vooral bij hoge waterstanden voorkomen (bijv. overstroomde uiterwaarden) moet deze wijze van afvoerbepaling worden gevolgd. Bij niet te snel stromende rivieren, zoals de Nederlandse, kan de breedte der stroken 30 tot 60 m zijn; bij kleinere rivieren en beken wordt die breedte kleiner genomen, tot 1 m toe.
Werkelijke afvoermeting kan alleen geschieden bij kleine afvoer, wanneer het afvloeiende water vrij kan uitstorten en gedurende een met stopuurwerk te bepalen tijd in een vat kan worden opgevangen.
In andere gevallen kan de afvoermeting plaats hebben:
1. door het water te laten afvloeien:
a. door een opening in — of meer nog door overstorting van — een in de waterloop aan te brengen meetschot, en
b. door een opening (danaïde) in de vlakke bodem ener goot, wanneer de waterloop daardoor geleid kan worden, en
2. door de zoutmethode, daarin bestaande, dat een bepaalde hoeveelheid keukenzoutoplossing van bekend gehalte gedurende voldoend lange tijd aan het afstromende water wordt toegevoegd en het zoutgehalte in de waterloop bepaald wordt door monsters te nemen, op zodanige afstand benedenwaarts, dat men daar van een gelijkmatig zoutgehalte verzekerd is. Deze methode kan in het bijzonder dienen bij kleine beken met zeer onregelmatig profiel, doch vordert veel zout.
Bij afvoer door buizen kan de afvoermeting geschieden door daarin aangebrachte venturimeters, watermeters of molentjes van Woltman.
PROF. IR J. NELEMANS
Lit. C. Lely, Rivieren en rivierwerken, Waterbouwkunde dl II, afd. XI (’s-Gravenhage 1890); H. Engels, Handbuch des Wasserbaues (Leipzig 192t); Handbuch d. Ingenieurswiss. III T. 1 Bd, Gewässerkunde (Leipzig 1923); A. Schoklitsch, Der Wasserbau (2 dln, Wien 1930); F. Schaffernak, Hydrographie (Wien 1935).