(aitia = oorzaak) is de leer der oorzaken, in het bijzonder der ziekteoorzaken. De aetiologie beoogt de beantwoording der vraag waardóór een ziekte ontstaat (causale genese), de pathogenese die der vraag op welke wijze, hoé zich een ziekte of ziekteverschijnsel ontwikkelt (formale genese).
Men onderscheidt inwendige en uitwendige ziekteoorzaken. Tot de inwendige ziekteoorzaken behoren de erfelijke aanleg voor bepaalde ziekten, de aangeboren of verworven disposities en diatheses en de meer van tijdelijke aard zijnde conditionele factoren; in het algemeen komen zij voort uit de constitutie. De uitwendige ziekte-oorzaken zijn van physische aard (mechanisch geweld, warmte of koude, electrische stroom. Röntgenstralen enz.), van chemische aard (vergiften van allerlei oorsprong, gebrekkige samenstelling der voeding) of zij behoren tot de levende natuur (dierlijke parasieten, protozoa, bacteriën, schimmels) ; op de grens van levende en niet-levende natuur staan de vira (z virus). Dikwijls moeten verschillende factoren samenwerken, moet er een ongunstige constellatie van in- en uitwendige factoren zijn, alvorens de mens ziek wordt.