Nederlands schrijver en journalist (Schiedam 10 Juli 1881), wist als directeur-hoofdredacteur van Eindhovens Dagblad dit tot boven plaatselijke en provinciale betekenis op te voeren. Voor zijn romans en toneelstukken heeft hij de stof herhaaldelijk geput uit de problematiek van industriesteden, hun opkomst en invloed op het omgevende platteland, een sociale trek waardoor zij aan belang hebben gewonnen.
Vele van zijn toneelstukken zijn in Nederland en België opgevoerd.Bibl.: Romans: In retraite (1912); Het gezin van Herman Leyter (1914); De verloving van Jaap Mennings (1915); Geruïneerden (1917); Het lokkende leven (1918); Fata Morgana (1919); Langs den doolhof (1926); De greep van den tijd (1929); Het klimmende pad (1930). Toneel: Indringers; Het gouden juk; De vrouw die verloor; Z.b.b.h.h.; Groote pauze; De man van Karioth; Een stem in de woestijn; Clairvoyance; Gods uur (symbolisch spel, bij de bevrijding); Koning van Holland; De gemaskerde Venus (1933); Als stad en land elkaar ontmoeten (1938).