is in het Romeinse recht de overgang van een persoon alieni iuris in de patria potestas van een anderen pater familias, met het gevolg dat voor den geadopteerde nieuwe banden van agnatio en van cognatio tevens ontstaan. Met zijn oude familie blijven bepaalde rechtsgevolgen der cognatio gehandhaafd.
De adoptio geschiedde op omslachtige wijze, door de persoon driemaal te verkopen en tweemaal vrij te laten, gevolgd door een schijnproces, alles met medewerking van den praetor, of buiten Rome, van do gouverneur der provincie. Deze handelwijze berustte op de interpretatie van een bepaling uit de Wet der XII Tafelen (IV 2), die wel met gans andere bedoeling zal zijn geschreven: Si pater filium ter venum duit, filius a patre liber esto, (indien een vader zijn zoon driemaal verkoopt, zal de zoon vrij zijn van den vader). Voor dochters en kleinkinderen achtte men één enkele verkoop voldoende. Justinianus wijzigde de adoptio ingrijpend. Hij maakte een onderscheid tussen adoptio plena, waarbij de patria potestas overging, doch die slechts in weinige gevallen mogelijk was, en de adoptio minus plena, die alleen een erfrecht bij versterf voor den geadopteerde op de nalatenschap van den pater adoptivus ten gevolge had. Beide geschiedden door een verklaring voor den bevoegden rechter.De adoptie van volwassen mannen die niet in een patria potestas stonden, maar zelf pater familias waren, heetten adrogatio. Deze kon alleen in Rome plaats hebben, in de volksvergadering (comitia curiata) na een onderzoek door het college van pontifices (priesters) en had tot gevolg, dat de geadrogeerde en ook degenen, die in zijn patria potestas stonden, overgingen in de patria potestas van de adrogans met alle rechtsgevolgen hiervan (agnatio). In de Keizertijd is de adrogatio door Keizerlijk besluit (per rescriptum principis) mogelijk gemaakt en uitvoerig geregeld. Het rechtskarakter van de testamentaire adoptio is onzeker.
Lit.: J. G. van Oven, Leerboek v. Rom. Privaatrecht (1945), blz. 478-479; R. Monier, Manuel élémentaire de droit romain I, 5de ed. (1945), p. 263-270.
De adoptie is met de receptie van het Romeinse recht in Duitsland doorgedrongen en vond zo een plaats in de Duitse codificaties als het Pruisische Algemene Landrecht, in het Oostenrijkse, het Duitse en het Zwitserse Burgerlijk Wetboek. In Frankrijk was de adoptie in het oudere recht niet bekend. Tijdens de Franse Revolutie drongen de Jacobijnen op invoering aan om het indringen van burgerlijke elementen in aristocratische families te begunstigen en door de persoonlijke invloed van Napoleon vond zij opname in de Code Civil, evenwel in een weinig gelukkige vorm. Tijdens en na Wereldoorlog I is de adoptie in Frankrijk vergemakkelijkt bij een wet van 1923 naar het voorbeeld van de Zwitserse wet. In feite is adoptie in het recht van bijna alle landen ter wereld bekend: niet alleen waar dit onder invloed van de Franse Code Civil is ontstaan (met uitzondering van Nederland), in de Duitse, Zwitserse, Scandinavische en Oost-Europese rechten (Sovjet-Rusland in 1918 afgeschaft, in 1927 weer ingevoerd), maar ook in de Brits-Amerikaanse rechtskring, het Chinese en Japanse recht en in het Adatrecht van de Indische archipel. In het Mohammedaanse recht is zij echter verboden.
In NEDERLAND was tijdens de Republiek de adoptie in sommige gewesten verboden, in de andere zeer weinig gebruikelijk. Van 18 n tot 1838 gold hier te lande de Code Civil, maar met de invoering van het Ned. Burg. Wetboek in 1838 is de adoptie uit ons recht verdwenen, daar zij weinig overeen zou stemmen met onze zeden. Het is de vraag of de omstandigheden na de oorlog 1939-1945 niet nopen dit oordeel te herzien. In het algemeen valt te constateren dat over de gehele wereld het instituut der adoptie in betekenis toeneemt.
In de Engelse Common law was adoptie onbekend en de Engelse wet liet haar tot 1926 niet toe. In de Verenigde Staten is de eerste wet die de adoptie erkende die van Massachusetts in 1851, die min of meer gewijzigd het voorbeeld werd voor andere Staten van de Unie.
Adoptieve of aangenomen kinderen onderscheide men wel van pleegkinderen. De eersten staan op één lijn met wettige kinderen; de laatsten hebben tegenover hun pleegouders geen wettelijke rechten.
PROF. MR H. R. HOETINK
Lit.: Rechtsvergleichendes Handwörterbuch (1929) onder: Adoption; H. P. Cloeck, Adoptie als Vraagstuk van Kinderbescherming, Dissertatie (Rotterdam 1946); P. Nisot, La filiation adoptive en droit comparé (Bruxelles 1926); Lee M. Brooks and Evelyn G. Brooks, Adventures in Adoption. Univ. of North Carolina Press (1939); W. C. Hall, The Law of adoption (London 1928).
In BELGIË is de adoptie thans geregeld door de wet van 22 Maart 1940, die het stelsel van het B.W. van 1804 grondig gewijzigd heeft.
In het B.W. werd vereist, dat de aannemende persoon 50 jaar oud moest zijn en het aangenomen kind meerderjarig. De aannemende persoon moest daarenboven eerst gedurende ten minste 6 jaar en gedurende de minderjarigheid ervan voor dat kind gezorgd hebben.
De wet van 22 Mrt 1940 heeft de leeftijd waarop iemand een kind kan aannemen teruggebracht op 35 jaar, en laat toe dat voortaan minderjarige kinderen zowel als meerderjarigen kunnen aangenomen worden zonder dat daartoe nog enige proeftijd vereist wordt. Slechts een verschil in ouderdom van tenminste 15 jaar tussen de aannemende persoon en den aangenomene werd behouden.
De wetgever heeft de adoptie echter nog steeds omringd met talrijke formaliteiten die tot doel hebben de misbruiken te voorkomen. Zo moet de adoptie, zoals vroeger, geschieden door middel van een authentieke akte, die de toestemming vaststelt van den aannemende en van den aangenomene of van diens wettelijken vertegenwoordiger. Bevoegd tot het opmaken van die authentieke akte van adoptie is de vrederechter van de woonplaats van de aannemende persoon, of een notaris die zijn standplaats heeft in het kanton waarin deze persoon gedomicilieerd is. Indien de aannemende persoon gehuwd is, zal de mede-echtgenoot eveneens toestemming tot de aanneming moeten geven, behalve indien deze mede-echtgenoot afwezig verklaard is of indien de echtgenoten van tafel en bed gescheiden zijn. Nadat de akte van aanneming voor den bevoegden vrederechter of notaris opgemaakt is, moet zij verder ter bekrachtiging voorgelegd worden aan de rechtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de aannemende persoon. De rechtbank moet namelijk onderzoeken of deze een goede faam geniet en of de andere bij de wet voorziene voorwaarden wel vervuld zijn. Beroep tegen de beslissing van de rechtbank kan binnen de 30 dagen voor het Hof van Beroep ingesteld worden. Binnen de vier maanden na de definitieve uitspraak moet deze uitspraak overgeschreven worden in de registers van de burgerlijke stand van de plaats waar de aannemende persoon gedomicilieerd is. Deze overschrijving is een onmisbare formaliteit, zodat de adoptie zonder gevolg blijft indien men ze verwaarloosd heeft. Anderzijds heeft deze overschrijving een terugwerkende kracht, zodat de adoptie nadat deze formaliteit vervuld werd, haar uitwerking heeft van de dag af dat de akte van adoptie werd opgemaakt. De adoptie kan verder om zeer gewichtige redenen door de rechtbank herroepen worden op verzoek van de aannemende persoon, op dat van den aangenomene of op initiatief van het openbaar ministerie.
PROF. DR A. KLUYSKENS
In NED.-INDiË is de adoptie in het huidige Europese recht onbekend. De aandrang tot invoering was daar echter voor de oorlog nog groter dan in Nederland. Voor de Nederlandse Chinezen in Indië is de adoptie wettelijk geregeld in de ord. van 1917, Stbl. no. 129, die sinds 1 Sept. 1925 voor geheel Indië geldt. Zij is adoptie tot stamvoortzetting ten behoeve van de voorouderverering, die door een mannelijken nakomeling moet geschieden. Op grond hiervan is de adoptie alleen toegestaan aan mannen, gehuwd of gehuwd geweest zijnde (of in bepaalde gevallen aan hun weduwe), die geen mannelijke nakomelingen bezitten, en kunnen voorts alleen zoons en alleen Chinezen worden geadopteerd. Door de adoptie vervallen op enkele uitzonderingen na (bijv. ten aanzien van de verboden graden van bloed- en aanverwantschap bij huwelijk) de aan de natuurlijke afstamming ontleende burgerlijke betrekkingen. De adoptiefzoon wordt geacht uit het huwelijk der adoptiefouders geboren te zijn.
Ook onder de Indonesische bevolking is de adoptie bekend. Prof. ter Haar (Beginselen en Stelsel v. h. Adatrecht), die hier letterlijk wordt gevolgd, onderscheidt:
1. adoptie van vreemden in een hechte verwantengroep, een clangedeelte, een familie; het kind wordt losgemaakt uit zijn oude omgeving en tegen een equivalent van magische goederen opgenomen in de adopterende familie (Nias, Gajo, Lampongs, ook Borneo);
2. adoptie binnen de grote traditioneel-verwante clan; motief is vrees voor kinderloos overlijden; het kind is na de adoptie volledig verwant aan zijn nieuwe familiegenoten en ook ten aanzien van het erfrecht afgesneden van zijn oude familie (Bali);
3. de neefjes- en nichtjesadoptie van Celebes, Java en ook elders; het kinderloze gezin handelt vnl. teneinde voor nakomelingen te zorgen die de eigen afstammingslijn voortzetten, doch ook met allerlei andere oogmerken (het verkrijgen van een werkkracht in huis enz.); ook gezinnen met kinderen adopteren; men adopteert ook in de hoop daardoor later zelf kinderen te krijgen, alsmede uit medelijden met een verweesd jongetje; het geadopteerde kind wordt geheel als eigen kind behandeld, het geadopteerd-zijn wordt niet meer genoemd;
4. het adopteren door een kinderlozen man van zijn stiefkinderen (Redjang).
PROF. MR R. D. KOLLEWIJN
Lit.: Edith Schulhöfer, Typen der Adoption (1928); Mare Ancel, PAdoption dans les législations modemes (1943); Han Swie Tian, Bijdr. tot de Kennis v. h. Familie- en erfr. der Chin. in N.I. Proefschr. (1936); Kollewijn, Iets over de Chinese adoptie in N.I., Lustrumnummer Chung Hwa Hui Tsa Chih (1941).