Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Adolf johann friedrich wilhelm von baeyer

betekenis & definitie

Duits scheikundige (Berlijn 31 Oct. 1835München 20 Aug. 1917), studeerde te Berlijn, Heidelberg en Gent. Na in 1866 extraordinarius te Berlijn, en in 1872 gewoon hoogleraar te Straatsburg te zijn geweest, werd hij in 1875 te München benoemd tot opvolger van Liebig.

Hij stichtte daar een groot laboratorium en vormde een beroemde school van organische chemici. Von Baeyer heeft zich door tal van onderzoekingen op het gebied der organische chemie beroemd gemaakt: zijn onderzoekingen over de constitutie van het benzol en zijn hydreringsproducten, zijn spanningstheorie,- zijn werk over de condensatieprocessen, vooral die van de inwerking van phtaalzuuranhydride op phenolen, enz. zijn van blijvende en fundamentele betekenis voor de ontwikkeling der organische chemie geweest.Van zijn practische resultaten zijn te noemen: de synthese van de kleurstoffen coeruldne en eosine, de kunstmatige bereiding van de indigo en de ontdekking van het indol. In zijn laboratorium voerden o.a. Graebe en Liebermann in 1877 hun beroemde synthese uit van de alizarine. In een in 1905 uitgegeven jubileumwerk: Adolf von Baeyer’s Gesammelte Werke (Braunschweig 1905) vindt men een overzicht van zijn talrijke publicaties. Von Baeyer heeft tal van leerlingen gevormd o.w. velen, die later grote naam verwierven. In 1905 verkreeg hij de Nobelprijs voor chemie.

< >