(Adalbertus), Heilige, Benedictijner monnik, metgezel van den H. Willibrordus, dien hij als diaken op zijn reizen vergezelde.
Toen het noodzakelijk werd in de voornaamste kerstenings-centra parochies te organiseren, werd hij tot diaken in één der kerken van Kennemerland aangesteld. Volgens de overlevering was hij gewoon zich op de plaats, die men Egmond noemde (= de sterkte van Eggo) terug te trekken. Zeker is het, dat hij midden in de aldaar gelegen oude Frankische burcht begraven werd. Deze plaats heet thans St Adelberts-akker met de St Adelberts-put, een bron van helder water, die ontsprong, toen de sarcophaag met het stoffelijk overschot werd opgegraven en naar het nabijgelegen klooster werd overgebracht. In dit klooster ligt de oorsprong van de eens zo vermaarde regale Abdij van Egmond (± 950). Zijn sterfjaar staat in de kerkelijke annalen opgetekend onmiddellijk na dat van St Willibrord, nl. op 740. Het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Haarlem vieren zijn feestdag op 25 Juni.Lit.: Egmondiana, St. Adelbertsnummer (1940) pag. 49 vlg. (St. Adelberts-priorij, Egmond-Binnen); O. Oppermann, Fontes Egmundenses (Utrecht 1933); J. A. F. Kronenburg, Neerlands heiligen in vroeger eeuwen II (Amsterdam 1898-1902).