(onthouding), wordt voornamelijk gebruikt in de betekenis van onthouding van alcohol en in die van onthouding van geslachtelijk verkeer. In brede kring leeft de gedachte, dat abstinentie van geslachtelijk verkeer schadelijk zou zijn voor de gezondheid.
Dit is in zijn algemeenheid zeker niet juist. De mening is waarschijnlijk ontstaan, doordat niet zelden pathologische remmingen tot onthoudingen aanleiding geven (z psychoanalyse). Daardoor worden onder de abstinenten zonder twijfel pathologische figuren aangetroffen. De therapie moet dan niet worden gezocht in „uitleven” van de sexuele verlangens, maar in behandeling van de neurose.In meer algemene zin verstaat men onder abstinentie onthouding van spijs en drank uit welke motieven dan ook. In meer beperkte betekenis wordt het woord abstinentie gebruikt voor onthouding van bedwelmende genotmiddelen, vooral alcoholische dranken (z alcoholisme).
In godsdienstige zin verstaat men onder abstinentie het zich onthouden van zekere spijzen uit zedelijke en godsdienstige motieven. Zowel in de R.K. als in de Grieks-Orthodoxe en Anglicaanse Kerk bestaan wetten, die onthouding van vleesspijzen op sommige dagen voorschrijven. Daardoor zal de mens zijn ongeregelde neigingen leren beheersen, opdat de geest zich onbelemmerd kan verheffen; daardoor ook, en dit is wel het hoofddoel, zal de mens boete doen voor zijn zonden. De abstinentiewet van de R.K. Kerk, neergelegd in canon 1250 van het Kerkelijk Wetboek, schrijft aan allen, die de leeftijd van zeven jaren bereikt hebben voor zich te onthouden van vlees en jus uit vlees op de volgende dagen (z onthoudingsdagen): alle Vrijdagen, Aswoensdag en de Zaterdagen in de Veertigdaagse Vasten (in deze laatste hebben echter de Nederlandse Bisschoppen gedispenseerd, behalve Quatertemper-Zaterdag en Paas-Zaterdag), de Quatertemperdagen, de Vigiliedagen van Pinksteren, Maria ten Hemelopneming, Allerheiligen en Kerstmis (.; ascese en vasten).