noemt men het opzettelijk opwekken van een miskraam om een eind te maken aan een ongewenste zwangerschap. Door het publiek worden daartoe verschillende middelen aangewend, zoals springen, zwaar tillen, herhaald irrigeren en tal van ingenomen medicamenten.
De meest aangewende methoden bestaan uit injectie van stoffen in de uterusholte of het inbrengen van een bougie.De voorstelling, dat de abortus provocatus typerend zou zijn voor onze „gedemoraliseerde” tijd. moet als beslist onjuist worden afgewezen. Zorgvuldige historische en ethnologische onderzoekingen hebben bewezen (Himes), dat de abortus provocatus een overal en steeds voorkomend maatschappelijk euvel is, één van de drie ondeugdelijke en verwerpelijke methoden (kindermoord, abortus, primitief-magische anti-conceptie), waarmee op laag cultureel niveau getracht wordt het kinderaantal te beperken.
Ongetwijfeld is in de loop van de 20ste eeuw — vooral na de eerste wereldoorlog — de veelvuldigheid van de abortus provocatus sterk toegenomen. Daar betrouwbare statistieken uitermate zeldzaam zijn tengevolge van het meestal clandestiene karakter van abortus provocatus, is men voor bijna alle landen op globale schattingen aangewezen. Een uitzondering vormt Sovjet Rusland, waar de abortus gedurende het tijdperk van 1920-1937 gelegaliseerd was. Hier zijn de cijfers dus bekend. Het aantal abortus steeg er snel, tot het omstreeks 1929 in de grote steden 75-100 pct der geboorten bereikte.
Voor alle andere landen bestaan alleen geschatte jaarcijfers: zo bijv. voor Duitsland (vóór 1932) 1 000 000 (25 000 sterfgevallen); Frankrijk 600 000; U.S.A. 1,5 tot 2 000 000; over het algemeen 1 abortus op 1 geboorte. Hecht gaf van 500 Praagse vrouwen een statistiek: 305 hadden 1157 abortus!
Cijfers uit Nederland ontbreken. Een klein, maar zorgvuldig, eigen onderzoek bij 80 vrouwen (Amsterdam 1946) toonde aan, dat van de 238 zwangerschappen 116 gewenst waren. Daarvan eindigden 4 (3,5 pct) in abortus. Van de 122 ongewenste graviditeiten daarentegen 64 (52 pct!)
In alle beschaafde landen wordt de abortus provocatus als een ernstig misdrijf beschouwd en de bedrijvers streng gestraft. Desalniettemin is allerwegen sinds het begin dezer eeuw een actie ontketend met de bedoeling de abortus te „legaliseren”.
De oude wetgeving is gebaseerd op de strenge opvattingen van het canonieke recht. Nog steeds wijst van alle godsdienstige groepen de R.K. Kerk de abortus het strengst en het meest consequent af, op grond van het „Non Occides”, „Gij zult niet doden”. (Laatstelijk in de magistrale encycliek van Pius XI d.d. 31-12-1930 „Casti Connubii”). Dit verbod geldt voor de R.K. zonder enige restrictie: elk rechtstreeks opwekken van een miskraam, om welke reden dan ook, is als zondig verboden. Partus arte praematurus (kunstmatige vroege geboorte) is daarentegen toegelaten, als daartoe gegronde redenen bestaan en tevens gewettigde hoop, dat het kind zal blijven leven.
Dat van de godsdienstige overtuigingen — ook van de orthodox-Protestantse en Joodse — een sterk remmende invloed uitgaat, is in Rusland statistisch bewezen gedurende de periode van gelegaliseerde abortus.
Behalve godsdienstige redenen spelen bij de afwijzing van de abortus provocatus, ook algemeen ethische motieven een rol, die men kort zou kunnen samenvatten als „het levensrecht van de ongeboren vrucht”. Dit algemeen ethisch motief heeft echter in de loop van deze eeuw aan kracht sterk ingeboet en tal van vrouwen staan, vooral in het begin van de zwangerschap, volkomen ten onrechte op het ethisch in dit opzicht onjuiste standpunt van „Ton corps est à toi”.
Afgezien van elk godsdienstig en zedelijk motief, moet de abortus provocatus worden afgewezen om zijn funeste lichamelijke en geestelijke gevolgen, om de gevaren, waarmee ze de vrouwen bedreigt. De huidige strafbepalingen hebben geen enkel effect, wat de frequentie van de abortus betreft. Zij bevorderen alleen de kindermoord, de zelfmoord, chantage en afzetterij en vergroten de gevaren der afdrijvingen, doordat de meerderheid der artsen o.a. uit vrees voor de consequenties, medewerking weigert, hetgeen de clandestiene abortus door leken en de auto-abortus (door de vrouwen zelf) in de hand werkt.
Wat deze gevaren betreft, moet men, op grond van de enorme ervaringen in de Sovjet-Unie, onderscheid maken tussen de directe en indirecte gevolgen. De directe gevolgen zijn bij een operatie door een ervaren specialist in een goed geoutilleerd ziekenhuis uitermate gering: de mortaliteit der bewerking is nagenoeg nul. Indirecte gevolgen — gynaecologische en psychische afwijkingen — zijn echter zo veelvuldig, dat — naast sociale motieven — hierin de reden gelegen is, waarom in 1936 de Sovjet-Unie op de wet van 1920 terugkwam. De morbiditeit en mortaliteit na clandestiene abortus — door ongeoefende artsen-, lekenaborteurs en door de vrouwen zelf — zijn tengevolge van verwondingen, verbloedingen en infecties schrikbarend hoog. Liepmann schatte het aantal sterfgevallen tengevolge van de clandestiene abortus in Duitsland op ca 25 000 jaarlijks. Ook de psychische gevolgen schijnen vooral bij een eerste zwangerschap funest te zijn, in het bijzonder voor het huwelijk (respectievelijk de verhouding) der betrokkenen.
Het toenemend inzicht in de maatschappelijke oorzaken van de abortus provocatus en de slechte gevolgen der bestaande wetgeving heeft er allerwegen toe geleid, dat naar een oplossing van dit brandende vraagstuk wordt gestreefd. Reeds lang was er bij de rechterlijke autoriteiten een neiging merkbaar om dit „misdrijf” minder streng te vervolgen en verzachtende omstandigheden te laten gelden. Daarnaast werd in tal van landen de zgn. medische indicatie erkend en in de wet opgenomen: het recht van den arts om een zwangerschap te beëindigen, indien het leven of de gezondheid van de moeder hierdoor ernstig wordt bedreigd.
Sommige landen erkennen ook de zgn. eugenetische en juridische indicaties, waardoor zwangerschappen kunnen worden beëindigd, die tot de geboorte van een geestelijk of lichamelijk minderwaardig kind zouden kunnen leiden, of die door een misdrijf (verkrachting, incest) zijn verwekt. Daarentegen is het slechts in enkele landen — en dan nog tijdelijk meestal (tot 1935 Letland, tot 1936 Rusland, tot 1937 Catalonië, tot nu toe Ijsland) — gelukt, de zgn. sociale indicatie, al of niet expressis verbis, in de wet vast te leggen.
In ons land heeft prof. dr J. Valkhoff een vérstrekkende wetswijziging voorgesteld van de bestaande wetsartikelen 251b en 295-298, waarbij de abortus, mits binnen de eerste drie maanden met goedvinden van de vrouw in een ziekenhuis, verricht door een specialist, straffeloos zou kunnen worden opgewekt.
De voordelen van legalisatie ziet men, voor zover het de medische, eugenetische en juridische indicatie betreft, in het beveiligen van den arts, die nu — in landen als Nederland, België, Frankrijk, Noorwegen en Engeland — op een soort „gewoonterecht” is aangewezen, dat inhoudt, dat bonafide gevallen niet worden vervolgd. Wat de legalisering van de sociale indicatie betreft, hoopt men aldus de clandestiene abortus met de daaraan verbonden gevaren te kunnen terugdringen.
Natuurlijk heeft de legalisatie — ook buiten de orthodox-kerkelijke kringen — talrijke bestrijders, die o.m. wijzen op het gevaar van afneming der geboorten, van toeneming van de abortus en der onzedelijkheid. De voorstanders antwoorden hierop: het percentage der ongewenste zwangerschappen, dat — ondanks alle belemmeringen — in abortus eindigt, is al zó groot, dat toeneming nauwelijks te verwachten is. De geboortecijfers voor Rusland waren in de tijd, dat de abortus gelegaliseerd was, desondanks het dubbele van Nederland (44,4-1000 in 1927!). Een toeneming van de onzedelijkheid is niet te vrezen, omdat de „angst” tegenwoordig nauwelijks een rol meer speelt. Op het algemene motief, dat de abortus provocatus een „zonde” blijft, zeggen zij, dat de abortus provocatus, ook de gelegaliseerde, een kwaad is, dat moet worden bestreden, doch dat zij van twee kwaden: de clandestiene abortus en de gelegaliseerde, de minst kwade gekozen hebben (prof. v. Bemmelen).
De abortus provocatus is — zoals ook door den bekenden R.K. gynaecoloog Knaus wordt toegegeven — niet het gevolg van de wil tot geboorteregeling op zichzelf, doch van het onvermogen deze wens op doeltreffende wijze te verwezenlijken. Vandaar, dat in anti-conceptionele voorlichting op grote schaal en van staatswege de enig afdoende bestrijding van de clandestiene en gelegaliseerde abortus kan worden gezien.
C. VAN EMDE BOAS
Lit.: Artikel „Abtreibung”, Handwörterbuch der Sexualwissenschal't, Max Marcuse, Marcus & Webers Verlag, (Bonn 1926); Norman E. Himes, Medical History of Contraception, George Allen & Unwin Ltd. (1936); Max Hodann, History of modern morals, Heinemann (1937); Report of the Inter-Departmental Committee on Abortion (London 1939); J. Valkhoff, Abortus provocatus (Haarlem 1933;; J. Valkhoff, Het Vraagstuk van de Abortus Provocatus (Amsterdam).