Fragaria, behoort tot de fam. der Rosaceeën. Overblijvende plant met rozet van langgesteelde, drietallige bladeren en bovengrondse uitlopers, die van afstand tot afstand, nl. in de knoppen (z stengel), wortelen.
De vertakte bloemstelen dragen vijftallige, witte of roodachtige bloemen met vele meeldraden en vele stampers. Aardbei is ook de vlezig-sappige schijnvrucht (z vrucht) van de aardbeiplant. Het rode deel, waaraan de vijfslippige kelk met bijkelk nog zichtbaar is, is de vlezig geworden bloembodem, die aan zijn oppervlak de dopvruchtjes als bruine pitjes draagt. Aardbeien groeien wild in de gematigde streken van het Noordelijk halfrond; alleen F. chiloensis groeit ook ten Z. van de evenaar, nl. in Chili. Dit is een der voorouders van onze gekweekte aardbeien, die bijna alle afstammen van de bastaard van deze en F. virginiana. In Nederland en België wild zijn de Tuinaardbei (F. elatior) en de Bosaardbei (F. vesca). De laatste wordt ook gekweekt als „Bredase aardbei”.Teelt
De aardbei wordt geteeld op de volle grond en onder glas. Ofschoon aardbeien overal in het land geteeld worden, zijn er toch speciale centra waar zij in grote omvang voorkomen. Deze centra voor de vollegrondsteelt zijn: de omgeving van Breda, de Bommelerwaard, Kennemerland, de Zuid-Hollandse eilanden; de centra voor de teelt onder glas zijn: Zaltbommel, Roelofarendsveen en het Westland. De totale oppervlakte met aardbeien bedroeg in 1943 ongeveer 2000 ha, waarvan ongeveer 50 ha onder glas. Tijdens de oorlog (1940-1945) is de teelt wat teruggelopen. In Juli 1945 zijn de beperkende bepalingen voor de aardbeiteelt opgeheven. De opbrengst per ha loopt sterk uiteen. Zij bedraagt gemiddeld 10 000 kg per ha. De aardbeien vormen een belangrijk consumptieproduct in Nederland. Zij worden zowel vers als verwerkt tot jam, zoete most, in ijs of als aardbeien op sap gebruikt. Daarnaast worden belangrijke hoeveelheden geëxporteerd, vooral naar Engeland en Schotland in de vorm van aardbeienpulp en in geringe hoeveelheid als vers product. Aardbeienpulp bestaat uit gepreserveerde aardbeien. De vruchten worden daartoe geplukt zonder kelk („dop”), gewassen en in houten vaten gedaan met een J pet zwaveligzuur. Ze zijn op deze wijze goed bewaarbaar en verzendbaar. De gepreserveerde aardbeien worden later tot jam verwerkt.
Verse aardbeien werden vóór de tweede wereldoorlog vooral uitgevoerd naar Duitsland en minder naar Engeland, Schotland, Ierland en België. De glasaardbeien, waarvan de aanvoer reeds in Mei plaatsvindt, worden verpakt in kartonnen doosjes. Deze worden behalve voor gebruik in eigen land, vooral geëxporteerd naar Engeland. Het vervoer geschiedt per K.L.M. Gemiddeld werden in de jaren 1933-1938 ruim 15 millioen kg uitgevoerd, waarvan ruim 1 millioen kg als vers product.
Een nieuwe wijze van conserveren is diepvriezen. Gezocht wordt nog naar de juiste variëteit, die zich hiertoe het best leent. Zij mag na het ontdooien niet in elkaar zakken.
De aardbeien worden in de practijk vermenigvuldigd door planten, welke zich aan de uitlopers vormen. Het uitplanten geschiedt voornamelijk in het voorjaar. De glasaardbeien en, in de Bommelerwaard, de vollegrondsaardbeien, worden reeds in Juli of begin Aug. uitgeplant. Deze geven dan ook in het volgend jaar reeds vrucht. De aardbeien staan gewoonlijk drie à vier jaar en soms langer op het veld, behalve in de Bommelerwaard. Ook de glasaardbeien worden na de eerste pluk weer opgeruimd. De teelt vindt plaats op bedden (Kennemerland), op rijen (Bommelerwaard) en op pollen (Breda). De plantafstand bedraagt 50 à 60 cm bij 25 à 30 cm.
Grote zorg wordt besteed aan gezond plantmateriaal. Door ernstige ziekten is de opbrengst per ha sterk teruggelopen. Getracht wordt door selectie op het veld tot een gezonder aardbeigewas te komen. De planten worden daartoe niet genomen uit de consumptievelden, maar op afzonderlijke velden, welke geïsoleerd liggen, dus op grote afstand van de consumptievelden. De plantafstand op deze plantenvelden is veel groter en bedraagt 1 m à 1,50 m bij 0,5 m. Planten welke niet volkomen gezond lijken, worden verwijderd. Bij de selectie moet behalve op gezondheid ook op vruchtbaarheid worden gelet, anders kan de selectie een minder vruchtbaar gewas tot gevolg hebben. De controle op vruchtbaarheid geschiedt op andere velden. De geselecteerde planten kunnen door de N.A.K. gekeurd worden. Zij krijgen dan een letter A, B of N en bij aflevering een certificaat voor gezondheid en rasechtheid.
Rassen
De algemeen geteelde rassen zijn Deutsch Evern, Madame Lefèber, Madame Moulót, Oberschlesien en Jucunda. Nog andere variëteiten, bijv. Bredase Zure worden plaatselijk geteeld. In Kennemerland wordt Oberschlesien als Moulin Rouge en Jucunda als Amazone betiteld. De Deutsch Evern is de bekende vroege aardbei en wordt daarom ook algemeen voor de teelt onder glas gebruikt. De Jucunda is de algemeen bekende fabrieksaardbei, omdat ze gemakkelijk van de „dop” loslaat.
De aardbeien worden ook in enkele en dubbele bakken gekweekt. Deze zijn koud of zijn verwarmd met warmwaterbuizen. De tijd en wijze van aanplanten zijn in de verschillende streken niet gelijk. Gewoonlijk zet men ongeveer 15 planten per raam. Aardbeien laten zich echter beperkt vervroegen. Vóór Januari komt het glas er gewoonlijk niet op. Behalve de reeds genoemde Deutsch Evern worden ook wel plaatselijke variëteiten gebruikt, zoals Roem van Apeldoorn en Roem van leperenburg.
Door onderzoek is gebleken dat de kortedagbehandeling de bloemaanleg gunstig beïnvloedt. Het is daarom mogelijk om door een kortedagbehandeling van de glasaardbeien in de herfst nog een oogst te krijgen. Daartoe moeten de planten van half Mei gedurende zes weken een nacht van 12 uur hebben. Toch wordt deze methode door de practijk weinig toegepast, omdat de tweede oogst in hetzelfde jaar tegenvalt en de oogst in een tijd komt, dat er voldoende lekker fruit aangevoerd wordt. Ook worden aardbeien wel in kistjes in kassen en warenhuizen gekweekt. Ook deze teelt is van weinig betekenis.
Uit onderzoekingen is gebleken, dat door kunst belichting en kortedagbehandeling practisch het gehele jaar aardbeien geoogst zouden kunnen worden. Dit is echter niet economisch.
IR G. W. VAN DER HELM.