een door Maas en Waal (beneden het Kanaal van St Andries) omsloten gebied van ca 12.000 ha, genoemd naar de stad Bommel of Zaltbommel. In de vroege middeleeuwen behoorde het tot Teisterband en in de 9de eeuw kwam het gedeeltelijk aan het bisdom Utrecht.
De bisschoppen gaven het gebied in leen aan de hertogen van Brabant en dezen weder in achterleen aan de Gelderse vorsten; Loevestein kwam alleen aan Holland. Rossum is waarschijnlijk de oudste plaats van de Bommelerwaard; de Romeinen hadden er zich reeds gevestigd en in 670 komt het voor onder de naam Rothem.De waard daalt van het O. naar het W. van 3− 1,50 m +A.P.; door de Meidijk, welke de Maas- en Waaldijken verbindt, is zij in twee delen gescheiden. Bij overstroming van het veel grotere gedeelte boven de Meidijk wordt deze doorgestoken en dus het lager gelegen deel onder water gezet, om het eerste te ontlasten. De W.-hoek van het eiland wordt gevormd door een slecht omkaad gedeelte, het Munnikkeland, dat zich uitstrekt van de Brakelse dwarsdijk tot Loevestein. De Bommelerwaard was vroeger groter, doch door het maken van twee afsnijdingen van de Maas zijn enkele delen bij Heusden gevoegd; Loevestein werd er in 1812 mede verenigd. Het grasland neemt (1939) 66 pct van de opp. in, het bouwland 27 pct en de tuingrond 7 pct. Aardappelen, graan en suikerbieten vormen de hoofdgewassen van de landbouw; er is veel kleinbedrijf dat zich vooral bezighoudt met de verbouw van groenten en suikerbieten.
Landbouw vormt het hoofdmiddel van bestaan, doch in enkele gemeenten geeft de steenindustrie vele handen werk; in het W. mandenindustrie. Zaltbommel is het markt- en winkelcentrum van dit gebied.