Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Aansprekersoproer

betekenis & definitie

of Biddersoproer, een kort doch hevig oproer te Amsterdam op 31 Jan. en 1 Feb. 1696. De aanleiding was een nieuwe keur op het begraven, waarbij de particuliere begrafenisondernemingen werden opgeheven en een stedelijke dienst voor het begraven werd ingesteld, die een eind zou maken aan de buitensporige kosten der begrafenissen, maar tevens een belangrijke bron van inkomsten voor de stad betekende.

De benadeelde aansprekers wisten een deel van het lagere volk, dat in de nieuwe keur een aanslag op dierbaar geworden zeden en gewoonten .zag, in beweging te brengen. Maar zij zouden dit niet hebben kunnen doen, indien er geen diepere oorzaken van het oproer waren aan te wijzen: de Negenjarige oorlog (1688-1697) sleepte zich jaar op jaar voort, handel en bedrijf leden zeer onder de oorlogstoestand. Er was malaise in de haven, met als gevolg werkloosheid en gebrek te Amsterdam: opvallend was het aantal matrozen dat aan de plunderingen deelnam. Dadelijk bij de eerste uitbarsting van volkswoede werd de uitvoering van de keur voorlopig uitgesteld. Toch ging het oproer verder. Het huis van burgemeester Jacob Boreel, die de oorlogspolitiek van Willem III steunde en die de keur op het begraven had voorgesteld, werd geplunderd; evenzo het huis van kapitein Spaaroog, die het eerst op de menigte had laten schieten, dat van den Engelsen consul Joseph Kerby, die het denkbeeld van de keur zou hebben aan de hand gedaan, en dat van den rijken De Pinto. Na twee dagen plunderen werd het oproer bedwongen, voornamelijk door de schutterij, d.w.z. door de burgers zelf. Ook het gilde der turfdragers, die tot de arbeidende klasse behoorden, had zich ter beschikking van de regering gesteld. Er waren verscheidene doden en gewonden gevallen. Enkele plunderaars werden op staande voet terechtgesteld. Daarna volgden nog enige veroordelingen tot verbanning en gevangenisstraf. Overigens had het oproer zijn onmiddellijk doel bereikt: de keur op het begraven werd niet uitgevoerd.DR A. J. VEENENDAAL

Lit.: H. Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam, II, 763 vlg. (Amsterdam, 1930-1933); Gebhard, Amst. Jaarboekje 1899, 100 vlg.

< >