heet het optreden van bepaalde kleurverschijnselen (aanloopkleuren) aan het blanke oppervlak van tal van onedele metalen (staal, koper), wanneer men deze, hetzij aan de lucht verhit, ofwel ze blootstelt aan de korte inwerking van enige andere gassoort, zoals bijv. zwavelwaterstof, welke die metalen kan aangrijpen onder vorming van een vast reactieproduct (sulfide, oxyde). In het eerstgenoemde geval bedekt zich het metaaloppervlak met een uiterst dun laagje van een oxyde; in het laatstgenoemde met een zeer dun laagje van een sulfide.
Bij belichting met gewoon, wit licht worden daarbij de kleuren op dezelfde wijze (door interferentie) teweeggebracht, als die van dunne zeepvliezen of van dunne, op een wateroppervlak uitgespreide olielaagjes. Bij de verhitting van een gepolijst stalen voorwerp aan de lucht bijv., is de dikte van het oxyde-laagje en daarmee de kleur (geel, rossig, blauw) afhankelijk van de temperatuur, van de verhittingsduur en van de gesteldheid van het metaaloppervlak. Als zodanig spelen deze aanloopkleuren in de techniek een zekere rol bij de beoordeling van de kwaliteit van het staal (duur der verhitting, hoogte der temperatuur, hardheid enz.). Ook langs galvanische weg kan men metalen met zulke oxydehuidjes bedekken (brons, koper) en aldus de daaruit vervaardigde voorwerpen versieren door het iriserend effect, dat de interferentiekleuren aan hun oppervlak teweeg brengen.Lit.: M. Leo, Die Anlauffarben (Dresden 1928).