Bedenktijd is in regten de termijn, welke, door de wet of door de overeenkomst van partijen aan een of meer personen gesteld of gelaten wordt, om zich te verklaren, of hij van eene hem verleende bevoegdheid gebruik wenscht te maken al dan niet; of hij eene zekere daad, waaruit regtsgevolgen voortvloeijen, wil verrigten of nalaten; of hij een contract, uitdrukkelijk gesloten onder de voorwaarde, dat hij zich een tijd van bedenken voorbehoudt, nagekomen wil hebben of als niet tot stand gebragt beschouwd zien. Zoowel de Romeinsche, als de andere oude en de nieuwere wetgevingen leveren ons onderscheidene voorbeelden van zulk een bedenktijd. Hij dient wel onderscheiden te worden van een zoogenaamden “termijn” (zie aldaar), welke eene tijdruimte is, door de wet of het contraet vastgesteld, binnen welke eene handeling volvoerd of eene formaliteit nagekomen moet worden, meestal op straffe van nietigheid, of op verbeurte van kosten, schaden en interesten door den nalatige te voldoen aan hem, die door het niet tijdig handelen in zijne regten verkort werd en daardoor schade leed.
De bedenktijd is eene gunst, een voordeel ten behoeve van hem, die verpligt of bevoegd is, om zekere regtshandeling te doen of te laten, daarin bestaande, dat hij, uit kracht van de wetsbepaling of van eene clausule in de overeenkomst, als voorwaarde door de contractanten daaraan verbonden, niet genoodzaakt kan worden, om vóór het verloop van dien tijd zich door woord of daad te verklaren en zich te verbinden. De termijn daarentegen dient, om iemand, op wien krachtens wet of overeenkomst zekere verpligting rust, te noodzaken, om die met zekeren spoed te volvoeren, zoodat hij zich daaraan niet door een onbepaald uitstel als het ware kan onttrekken ; ook is deze wel ingesteld of bedongen ten behoeve en ten voordeele van hem, die tot eene levering, eene betaling, of, in ’ talgemeen, tot eene daad verbonden is, zoodat deze vóór het aanbreken van zekeren dag niet van hem geëischt kan worden, doch ook alsdan blijft het onderscheid tusschen den bedenktijd en den termijn hierin bestaan, dat na verloop van den eersten het feit al of niet kan plaats vinden, terwijl na ommekomst van den termijn altijd aan de gestelde verpligting zal moeten voldaan worden. Bijvoorbeeld, de betrokkene, aan wien een wissel ter acceptatie wordt aangeboden, heeft, volgens het Nederlandsche Wetboek van Koophandel, een termijn van vier-en-twintig uren, om dien al of niet te acceptéren.
Zoo kan ook hij, wien een wissel ter betaling door den houder wordt vertoond, zonder schade die voldoening tot den dag na den vervaldag uitstellen. Hier is nu sprake eigenlijk van een bedenktijd voor den betrokkene of den acceptant, omdat het volstrekt niet zeker is, dat de acceptatie of de betaling zal volgen, en het zeer wel kan gebeuren, dat het hem, van wien zij gevraagd wordt, na onderzoek ongeraden voorkomt, om te acceptéren of te betalen, of dat het zelfs blijkt, dat zij niet met regt door den houder kan gevraagd worden. Bij het sluiten van overeenkomsten zijn de partijen geheel vrij, om daarin eene bepaling op te nemen, waarbij aan een of meer der betrokken personen wordt toegestaan, om zich een tijdlang te beraden, of zij de daarin opgesloten verbindtenissen al dan niet op zich willen nemen. Men kan dat doen afhangen van de eene of andere wilsverklaring of daad, en ook aan het niet handelen of het stilzwijgen zekere gevolgen verbinden. De overeenkomst bestaat dan wèl, doch onder eene voorwaarde, die afgewacht moet worden, of hare vervulling volgt dan wel achterwege blijft (zie Voorwaarde). Is de bedenktijd verstreken, dan is het contract of geheel of ten deele vervallen, en voor zooverre te beschouwen als nooit te hebben bestaan, of het treedt volledig in het leven met al de regtsgevolgen, door de partijen of de wet aan zijn bestaan vastgeknoopt. Zie Beraad, Termijn.