Béarn, thans een gedeelte van het Fransche departement Basses Pyrenées, was te voren een burggraafschap en vervolgens een vorstendom met eene uitgebreidheid van 71 □ geogr. mijlen. Het noordelijk gedeelte bestaat uit onvruchtbare vlakten, in het ' zuiden verheffen zich boschrijke en met sneeuw bedekte bergtoppen, en in het midden vindt men vruchtbare en volkrijke dalen met vele wijngaarden en weiden. De voornaamste rivieren zijn er de Gave Bernois en de Gave d’Oléron.
De kusten zijn er regtlijnig en hoog en bezitten slechts twee havens, namelijk die van St. Jean de Luz en van Bayonne.
Behalve wijn levert het land graan, vlas en hout, en de weiden verschaffen er voedsel aan veel vee. De inwoners van dat gewest hebben een onaangenaam voorkomen en behooren meerendeels tot de Gascogners. Van deze verschillen de Basken (zie onder dit woord), die in het zuiden — in de hooggelegene dalen der Pyreneeën — gevestigd zijn en eene eigene taal spreken.
De hoofdstad des lands is Pau; te voren was het Beneharnum, dat in 845 is verwoest. Béarn viel onder Chlodwig aan de Franken ten deel, onder Lotharius III (670) aan de hertogen van Gascogne, en werd in 819 door Lodewijk de Vrome tot een burggraafschap verheven. Na den dood van Gaston VII verviel het land met Foix en Navarre achtereenvolgens aan de geslachten Foix, Grailly en Albret. Jeanne d'Albret huwde in 1584 met Antoine de Bourbon, en zoo kwam Béarn aan haren zoon, die onder den naam van Henri IV koning van Frankrijk werd. Door Lodewijk XIII werd het in 1620 voor goed vereenigd met de Fransche kroon. Van dien tijd dagteekent de verdrukking van het Protestantisme, dat er sedert 1560 heerschappij voerde.