Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Weiden

betekenis & definitie

Weiden, of weilanden, zijn stukken grond, begroeid met grassoorten, welke geschikt zijn om door vee te worden afgegraasd, terwijl hooilanden dienen tot het verbouwen van grassoorten, die gemaaid en gedroogd worden, om het vee in de stallen van voedsel te voorzien. Men heeft blijvende weiden, bijv. zoodanige, die aan de overstroomingen van rivieren blootgesteld of aan steile berghellingen gelegen zijn, of ook zulke, zooals de greide in Friesland, welke men sedert onheugelijke jaren als weilanden gebruikt, en veranderlijke, namelijk zulke, die bij afwisseling omgeploegd en bebouwd worden. De deugdelijkheid der weide- en hooilanden in afhankelijk van het klimaat en de ligging, van den aard van den grond en van de daarop groeijende grassoorten. Voorts kunnen zij door de behandeling, inzonderheid door ze te voorzien van vaste of vloeibare meststoffen, aanmerkelijk worden verbeterd.

Zelf het voedsel te zoeken in goede weiden is voor het vee gezonder dan de stalvoedering, hoewel deze veelal voordeeliger uitkomsten oplevert. Steeds dient men te zorgen, dat men het vee van de eene weide in de andere kan brengen, terwijl het er niet ontbreken mag aan goed drinkwater en aan eene wijkplaats bij fellen zonneschijn en bij ruw weder. Tot de weiden rekent men voorts de stoppelweide op afgemaaide graanvelden, de braakweide op braakliggende akkers en de boschweide in woudstreken, terwijl men het jonge, ai te welige graangewas ook wel eens laat afweiden.