Verrotting is de langzame oxydatie van een brandend ligchaam, veroorzaakt en onderhouden door een gistingwekkende zelfstandigheid. Men beperkt het denkbeeld van verrotting meestal tot de geleidelijke oxydatie, welke bij aanwezigheid van vochtigheid, dampkringslucht en eene gemiddelde temperatuur ontstaat. De voortbrengselen der verrotting zijn koolzuur en water, terwijl de stikstof der verrottende zelfstandigheid ontwijkt, deels in haar oorspronkelijken toestand, deels als ammoniak, terwijl daarbij dikwijls salpeterzuur gevormd wordt. Anders is de verrotting bij eene beperkte toetreding der lucht en bij de aanwezigheid van veel water; hierbij ontbreekt de zuurstof, en de waterstof der verrottende zelfstandigheid, gedeeltelijk met koolstof verbonden, ontwijkt in de gedaante van moerasgas.
De verrotting vervult in de natuur eene hoogst merkwaardige rol. Zij maakt de elementen, welke in het organismus gebonden zijn, weder vrij en geeft ze terug aan de onbewerktuigde natuur. Zonder haar zou de aarde eene vergaderplaats zijn van lijken, onbruikbaar voor de vorming van nieuwe voorwerpen.