Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Asphalt

betekenis & definitie

Asphalt, een bitumineus hars, is pekzwart, vetachtig, schelpachtig op de breuk, bol- of niervormig, zoo hard als gips en iets zwaarder dan water. Het wordt bij wrijving en verwarming negatiefelectrisch, smelt bij het kookpunt van water, verbrandt met eene sterke, walmende vlam en laat eene donkerbruine of zwarte asch achter. Bij drooge distillatie geeft het eene brandige olie — asphaltolie genaamd —, een weinig ammoniakhoudend water, brandbaar gas en een derde deel van zijn gewigt aan kool, die na het verbranden een overschot van kiezelaarde, aluinaarde, ijzeroxyde enz. oplevert. Salpeterzuur bijt asphalt en doet gele, naar olie van bittere amandelen en naar muskus riekende hars ontstaan. In aetherische oliën lost het zich gemakkelijk op; behandelt men het met aether, dan lost deze eene zwarte stof (asphaltene) op, die ook oplosbaar is in petroleum en in terpentijnolie.

Het asphalt bestaat uit onderscheidene koolwaterstoffen en eene zuurstofhoudende verbinding. Men vindt het in ertslagen en in kalk- en zandsteensoorten van verschillende vormingen. Het meestbekend is zijne aanwezigheid in de Doode zee, waar vooral na aardbevingen klompen asphalt in het water drijven en door den wind naar de kust worden gestuwd. Na de aardbeving van 1834 heeft men er 3000 Ned. pond verzameld. — Nog merkwaardiger is de aanwezigheid van asphalt in het zoogenaamde Pekmeer op het eiland Trinidad. Dat meer ligt er op de hoogste plek en verspreidt er een reuk, dien men op mijlen afstands kan waarnemen. Het is ongeveer 1000 schreden lang en 120 schreden breed. Op het eerste gezigt zou men meenen er water te zien, maar men ontwaart van nabij, dat zijne oppervlakte een glasachtig voorkomen heeft. De spleten en kleine kommen zijn er met frisch water gevuld, waarin de visschen niet ontbreken. Bij feilen en langdurigen zonnegloed wordt die oppervlakte vloeibaar, zoodat zij dan onbegaanbaar is. De diepte van dit meer heeft men nog niet onderzocht; waarschijnlijk rust de asphaltlaag op water. De grond is er over het geheele eiland met asphalt vermengd, en er zijn zelfs asphaltbanken, die zich in zee uitstrekken. — Daarenboven vindt men asphalt te Baku aan de Caspische zee en bij den Caucasus, alsmede in Peru. In Europa vertoont het zich op onderscheidene plaatsen in de gedaante van bergteer. Zoowel de aardolie (zie onder dit woord), als de asphaltaarde of van asphalt doortrokken zand, staat met dit laatste in een naauw verband.

Reeds vroeg heeft men asphalt tot verschillende doeleinden aangewend. De Egyptenaren gebruikten het reeds, vermengd met cederolie en specerijen, tot het balsemen van lijken. De Perzen maakten er vuurwerk van, en men meent, dat het ook tot de bestanddeelen van het Grieksche vuur behoorde. Asphaltaarde was een verbindingsmiddel voor de steenen in de dagen der Oudheid, zooals volgens Rich uit de bouwvallen van Babylon blijkt. In onzen tijd heeft men er eene stof van bereid, die bijzonder geschikt is tot het bevloeren van straten, trottoirs, stoepen, kolfbanen enz. Ruwe asphalt of asphaltsteen heeft men daartoe aangevoerd uit Lobsan (departement Bas-Rhin), Seyssel en Parc (dep. Ain), Puy de la Poix (dep. Puy de Dôme), en vooral uit Val de Travers in het Zwitsersche kanton Neufchâtel. Op laatstgenoemde plaats is het in 1692 ontdekt. De molassezandsteen en krijtkalksteen is er roetkleurig en van 10 tot 12 % asphalt doordrongen. Men verkrijgt er deze stof door het gesteente door middel van buskruid te laten springen. Te Seyssel wordt jaarlijks 15000 Ned. pond gewonnen. Tot het verkrijgen van het asphalt-mastiek worden 7 deelen bergteer in een ketel gesmolten, waarna men er 100 deelen asphaltzand bij kleine gedeelten bijvoegt.

Als die geheele massa goed gesmolten is, wordt zij in blokken gegoten en in den handel gebragt. Wil men er vloeren van maken, dan worden die blokken wederom gesmolten en met zooveel kiezelzand vermengd dat er een vloeibare brij uit ontstaat. Nu maakt men den bodem effen en bedekt dien eerst met eene betonlaag en dan met eene cementlaag.

Ook kan men tot grondslag een vloer nemen van tigchelsteen, die in cement gelegd is. Daarna worden er ijzeren linealen geplaatst ter hoogte van de toekomstige asphaltlaag, die doorgaans zeer dun is, waarna men de heete asphaltbrij er opgiet en terstond effen maakt. Dit geschiedt bij vakken. Moet de oppervlakte ruw wezen, dan wordt zij met fijn zand bestrooid, dat men er indrijft met houten stampers. Om vloeren in stallen te maken, gebruikt men eene onderlaag, die uit 40 deelen asphaltmastiek, 60 deelen kiezelzand en 4 deelen steenkolenteer bestaat, en hierop giet men de gewone laag asphaltmastiek. Deze vloer laat geene vochtigheid door. Heeft men zulk een vloer boven een gebouw, dan kan men er zelfs aarde opbrengen en er een tuin aanleggen; bij eene geringe helling zal er geen water doorzijpelen. Daarom worden er ook wel keldergewelven, kazematten, tunnels enz. mede bedekt. Ook voor daken komt het te pas; in dit geval brengt men paklinnen over de planken en hierop een mengsel van asphaltmastiek en teer, waarna men die bedekking met zand bestrooit. Wil men ze duurzaam maken, dan legt men er eene dunne cementlaag overheen. Tot hetzelfde oogmerk wordt ook asphalt-vilt aangewend of vilt, dat van een mengsel van asphalt en teer doortrokken is. Dit is in rollen in den handel en wordt op het dak vastgehecht, geteerd en dan met fijn zand bestrooid. Met asphalt verkrijgt men waterdigte regenbakken, en ook is het zeer nuttig om er muren mede te bestrijken, ten einde het doordringen der vochtigheid te beletten. Voor magazijnen, waar droogte een vereischte is, mag men het asphalt zeer belangrijk noemen.

Het zoogenaamd kunstmatig asphalt is niets anders dan steenkolenteer (koolteer), die zoolang in ijzeren retorten gedistilleerd wordt, totdat de waterdamp er uit verdwenen is. Daarbij voegt men vervolgens heet krijtpoeder, waarna deze massa in vormen wordt afgekoeld.

Voor den schilder is dat asphalt het best, hetwelk hard, glanzig, schelpachtig van breuk en bijna koolzwart is. Het moet echter vooraf door wijngeest gezuiverd worden, anders verliest het spoedig zijn aangenamen bruinen toon.

Asphalt-olie verkrijgt men door drooge distillatie van met zand vermengd asphalt of van jodenlijm bevattenden mergel. Zij is lichtbruin en kwalijkriekend. Men kan haar rectificéren, zoodat zij bijna waterhelder wordt, ofschoon zij haar onaangenamen reuk en scherpen smaak niet verliest. Men heeft haar wel eens uit- en inwendig — vooral bij longtering — als geneesmiddel voorgeschreven.