Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Vlam

betekenis & definitie

Vlam (Eene) is eene gloeijende gas- of dampkolom, waarin veelal vaste stofdeeltjes zweven. Zulk eene kolom rijst op uit een brandend ligchaam, wanneer dit bij de daarbij zich ontwikkelende warmte gasvormig wordt of eene drooge destillatie ondergaat. Het eerste geval heeft men bij brandend zwavel, phosphorus, kalium en zink, het tweede bij onze meeste brand- en lichtstoffen en in het algemeen bij de verbranding van alle ligchamen van bewerktuigden oorsprong. Stoffen, die bij de temperatuur, waarop zij verbranden, nog vaste ligchamen zijn, zooals ijzer en koper, kunnen geene vlam geven, maar slechts gloeijen.

Het lichtgevend vermogen eener vlam is afhankelijk van de hoeveelheid stof, die in een gegeven bestek gloeit. Aan de vlam eener kaars of lamp zijn verschillende deelen, waarover wij in het artikel Blaaspijp (zie aldaar) gesproken hebben. Behalve de dáár vermelde reductie- en oxydatievlam heeft men nog het binnenste, donkere deel der vlam, eene gasfabriek in 't klein, waar de producten der drooge destillatie uit het gesmolten vet of uit de olie door de capillariteit der pit naar boven worden gebragt. Stoffen, die in verhouding tot de waterstof zooveel koolstof bevatten, dat de verbrandingswarmte van de eerste niet toereikend is om van de tweede in de lichtgevende vlam alles gloeijend te maken, zooals terpentijn, harsen enz., branden met eene rookende of walmende vlam, en deze walm bestaat uit fijn verdeelde kool of roet, zeer geschikt tot het bereiden van druk-inkt of van Oost-Indischen Inkt.