Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zand

betekenis & definitie

Zand is los liggend gesteente in korrels, wier middellijn de lengte van eenige Ned. strepen niet overschrijdt. Naar gelang van de grootte der korrels onderscheidt men grof zand, fijn zand en stuifzand. De korrels kunnen hoekig of' afgerond zijn en vormen slechts zelden min of meer volkomene kristallen. De grondstof van zand is zeer verschillend, daar zeer uiteenloopende soorten van gesteenten en delfstoffen en zelfs koraal en schelpen in verbrijzelden toestand zand kunnen leveren.

Naar gelang van zijne bestanddeelen kan het zand weerstand bieden aan den invloed van den dampkring of door de werking van dezen allengs veranderen. Het onveranderlijke zand (bijv. zuiver kwartszand), alsmede de veranderlijke soorten, die geheel uitgeloogd kunnen worden, zijn ongeschikt om teelaarde te vormen, terwijl zoodanige soorten, die tegelijk vaste en oplosbare delfstoffen bevatten, aan de voorwaarden kunnen voldoen, door den plantengroei gevorderd. Men onderscheidt: kwartszand, dat zeer zelden uitsluitend uit kwarts bestaat, maar gewoonlijk met 2 tot 20°/o andere delfstoffen (veldspaat, glimmer of kalk) vermengd is. Dikwijls wordt het ijzerhoudend, doordien de korrels zich in eene dikke laag van bruinijzersteen hullen. Hierdoor wordt het zand hoogst onvruchtbaar. Somtijds bevat dit zand edelgesteenten (diamant, spinel, granaat, hyacinth) of metalen (goud, platina, tin-erts). Dolomietzand, uit dolomietkorrels bestaande en op sommige plaatsen in Zwaben en in Frankrijk te vinden. Glauconietzand, een mengsel van kwarts en glauconiet.

Magneet-ijzerzand, hoofdzakelijk bestaande uit titaniumhoudend magneet-ijzer en behalve andere delfstoffen ook wel goud en platina bevattend. Het vormt doorgaans dikke lagen in beek- en rivierbeddingen van vulcanische gewesten (bijv. bij Napels enz.) en aan den oever van meren (zooals aan het Laacher Meer bij Andernach) en aan de zeekust (bijv. op de eilanden Usedom en Wollin). Schelpzand en beenderenzand, alsmede koraalzand of zandsoorten, die uit kwartskalkzand en verbrijzelde overblijfselen van dieren bestaan. Vulcanisch zand, bestaande uit brokjes lava of uit kristallen. De lapilli (rapilli) vormen het grof vulcanisch zand, dat in den fijnst verdeelden toestand den naam draagt van vulcanische asch. Men heeft deze soorten in de nabijheid van vuurspuwende bergen.

De soorten van zand zijn in het algemeen de voortbrengselen van verbrijzelde gesteenten. De invloed der neerslagen uit den dampkring kan door het wegnemen der oplosbare bestanddeelen den aard van het zand allengs veranderen, terwijl voorts door het geleidelijk bezinken der bestanddeelen, welke door den stroom eener rivier worden medegesleept, de verschillende soorten van zand naar haar soortelijk gewigt worden gerangschikt. Zoo is het magneet-ijzerzand het plaatselijk opgehoopte ijzer-oxyde der gesteenten, en men vindt het dan ook in gewesten, waar zich ijzerhoudende trachiet- en basaltgesteenten verheffen. Ook goud en edelgesteenten zijn dergelijke plaatselijke ophoopingen van vroeger sterk verspreide stoffen. Eindelijk levert vooral ook het zandsteen zand, door zich te ontbinden in de bestanddeelen, waaruit het vroeger is ontstaan. Men vindt het zand meestal in de jongere vormingen, in het alluvium, diluvium en de tertiaire lagen.

Intusschen heeft men het ook in de oudere vormingen, bijv. in de krijtvorming en zelfs in de Silurische vorming. De rol van het zand als bestanddeel van den bodem is hoogst merkwaardig. De veranderlijke zandsoorten kunnen door geleidelijke verweering voedende stoffen leveren aan de planten, en ook het kwartszand is zeer nuttig, wanneer het met klei en leem wordt vermengd. Het geeft losheid aan den grond, vermindert het waterwerend vermogen van zuiver leem en bezorgt toegang aan de dampkringslucht. Zuiver kwartszand echter is volkomen onvruchtbaar, maar komt te pas als grondstof in de glasblazerijen, terwijl het tevens tot strooi- en schuurzand wordt gebezigd.