Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Asch

betekenis & definitie

Asch is de naam van het overschot, dat achterblijft na het verbranden van bewerktuigde stoffen in de open lucht. Alle plantaardige en dierlijke voorwerpen bevatten delfstoffelijke bestanddeelen, die op den haard gevonden worden, nadat de eigenlijke organische stoffen in gasvormige gedaante ontweken zijn. Ook het product der verbranding van eenige metalen noemde men weleer asch, zooals lood- en tinasch, die men verkrijgt door deze metalen bij vrijen toegang der lucht zoolang te smelten totdat zij in een aardachtig poeder veranderd zijn.

De asch is zeer verschillend naar gelang der stoffen, waaruit zij ontstaat. Plantaardige zelfstandigheden geven eene andere asch dan dierlijke, de eene plantensoort eene andere dan eene tweede of derde plantensoort, en ook bij hetzelfde voorwerp is het aschgehalte in de onderscheidene deelen qualitatief en quantitatief verschillend. Dierlijke ligchamen leveren doorgaans eene asch, diehoofdzakelijk uit phosphorzuren kalk bestaat, terwijl die der planten meer alkalizouten bevat. Beenderen geven eene asch, die, behalve uit 1 1/2 tot 3% keukenzout, geheel en al uit kalkzouten bestaat. Runderbeenderen, door Berzelius onderzocht, bestonden uit 33,30% verbrandbare stof, 2,45% keukenzout, 3,85%koolzuren kalk, 50,45% phosphorzuren kalk, 2,90% fluorcalcium en 2,05% phosphorzure magnésia. De asch van vleesch en bloed is op dergelijke wijze zamengesteld, maar bevat meer alkalizouten, en bepaaldelijk eenig koolzuur natron en wat ijzer. Toch vindt men in de asch van diergelijke zelfstandigheden zoo weinig koolzuur alkali, dat men ze tot het maken van potasch enz. niet gebruiken kan. Belangrijk is de beenderenasch, die na het verbranden der beenderen als eene harde massa in den vorm dier beenderen achterblijft en in een fijngemalen toestand tot het maken van glas, van phosphorzuur en phosphorus en van poetspoeder gebruikt wordt.

De asch van planten bevat steeds vele alkalizouten, waarbij doorgaans de koolzure alkaliën de hoofdrol vervullen, en hierop berust het gebruik dier asch. Sommige plantensoorten maken daarop eene uitzondering, zooals de asch van tarwestroo, die veel kiezelzuur kali, - van tarwekorrels, die veel phosphorzuren kalk, - en van onderscheidene zeegewassen, die veel iodium en keukenzout bevat. In het algemeen vindt men in de strand- en zeeplanten meer natron, en in de gewassen van het binnenland meer kali, terwijl uitzonderingen op dien regel door een groot natrongehalte van den grond worden veroorzaakt.

Sappige kruiden en kruidachtige deelen leveren de minste hoeveelheid asch. Van den stam geeft de schors betrekkelijk meer asch dan het hout, de takken meer dan de schors, en de drooge bladeren meer dan de takken. O.a. geven tabak-, aardappel-, varen- en rietstengels eene groote hoeveelheid asch.

Nadat Liebig op het hooge belang der kennis van de bestanddeelen van planten en dieren gewezen heeft, hebben vele scheikundigen zich met de analyse daarvan bezig gehouden. Daardoor is veel merkwaardigs aan het licht gebragt. Men heeft gevonden, dat er als metalen kalium, natrium, calcium, magnésium, ijzer en mangaan, en als metalloiden phosphorus (als phosphozure zouten), zwavel (als zwavelzure zouten), kool (als koolzure zouten), kiezel, ook chloor bromium, iodium en fluorium in aanwezig zijn. Kali, kalk, magnésia, ijzeroxyde, koolzuur en phosphorzuur ontbreken daarin nooit. Dikwijls is de asch vrij van natron en mangaan, en minder dikwijls ontbreken kiezelzuur, zwavelzuur en chloor. Fluorium kan men in plantenasch slechts zelden bespeuren, terwijl de asch van zee- en zoutwaterplanten dikwijls iodium bevat. Tot de toevallige bestanddeelen der asch behooren zware metalen, zooals koper en lood, die men in zeer geringe hoeveelheden in de asch van bloed en van graan heeft aangetroffen. In de asch van dierlijke (stikstof houdende) zelfstandigheden heeft men dikwijls eenig cyaan of na verbranding van alle kool eenig cyaanzuur zout gevonden. Men ontbindt het cyaanzuur, als men de asch met water bevochtigt en vervolgens langzamerhand aan gloeihitte blootstelt.

De turfasch onderscheidt zich van de hout- asch vooral daardoor, dat zij geen alkali bevat, ’t geen waarschijnlijk moet worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat het alkali door het water uit den veengrond is weggespoeld. Voorts vindt men daarin eene aanmerkelijke hoeveelheid phosphorzuren kalk en ijzeroxyde. Er is turf, die slechts 1% asch achterlaat, maar in den regel bedraagt de hoeveelheid 10 tot 20% bestaande uit kalk, aluinaarde, kiezelaarde, ijzeroxyde, kool-, phosphor- en zwavelzuur, en ook wel eens eenig keukenzout. Bruinkolen geven omstreeks 18% asch, en deze bestaat uit kalk, aluinaarde, ijzeroxyde en zand. In de asch van bitumineus hout vindt men koolzuren kalk en magnésia, gips en ijzeroxyde, maar geen phosphorzuur. Steenkolen leveren 1 tot 30% asch met nagenoeg dezelfde bestanddeelen als die van bitumineus hout.

Wij geven in de volgende tabel een overzigt van de bestanddeelen, die de asch van verschillende stoffen oplevert. Men moet de opgegevene cijfers beschouwen als benade- ringsgetallen, daar de stoffen, door denzelfden naam aangeduid, wel eens zeer ongelijk zijn:AschWanneer men het aschgehalte eener zelfstandigheid wil bepalen, dan wordt deze zooveel mogelijk gedroogd, gewogen en dan in een gesloten kroes verkoold. Indien men haar in de open lucht verbrandde, zou een aanzienlijk gedeelte daarvan door den luchtstroom worden medegesleept. De overgebleven kool drukt men fijn in een platinaschaaltje, en men laat haar hier in de open lucht zoolang gloeijen totdat er geenerlei verbranding meer waargenomen wordt. Voorts moet de asch terstond na de bekoeling gewogen worden, daar zij anders water tot zich neemt. Bij het gebruik van plantenasch voor de potasch-, zeep-, glas- en salpeterfabrieken is hare waarde afhankelijk van de hoeveelheid koolzuur alkali, welke zij bevat. De asch, welke daarvoor bestemd is, wordt wel eens op eene bedriegelijke wijze vermengd met turf- en bruinkolenasch. Goede asch moet bleek van kleur, ligt, stoffig en zonder kooi wezen. Is zij niet stoffig en donkergrijs van kleur, dan is zij doorgaans uitgeloogd of vochtig gemaakt; is zij roodachtig, dan bevat zij ijzeroxyde, en is zij zeer zwaar, dan is zij met aardachtige bestanddeelen vermengd.

Alleen in die gewesten, waar het hout eene geringe waarde heeft, zooals in Polen, Rusland en Noord-Amerika, of waar men soda bereidt uit strand- en zeegewassen, verbrandt men groote hoeveelheden planten om asch te verkrijgen. Men legt deze hiertoe opgestapeld in een kuil en steekt ze in brand, waarna men er gedurig nieuwe brandstof bij voegt, totdat de kuil met asch gevuld is. - De asch van strandgewassen levert in Spanje de ruwe soda, die van hout de potasch. Door eene verschillende behandeling en vermenging verkrijgt men de volgende soorten: Gewone hout- asch, die niet meer dan 2 tot 3 zuiver kali of van 3 tot 5% koolzuur kali bevat, - sinter-asch, van het langzaam verbranden van oude dennen, eiken-, beuken- en populierboomen afkomstig, met 16 tot 20%kali, 23 1/2 tot 30% koolzuur kali en met veel zwavelzuur kali, - Russische asch, die vooral van Archangel wordt aangevoerd en doorgaans vrij is van zwavel; zij wordt bereid uit zuivere houtasch, die men met water tot een deeg kneedt en dan laat uitgloeijen, - Poolsche of Dantziger asch, die 40 tot 45% kali bevat en bij het bezit van eene blaauwachtig grijze kleur met den naam van blaauwkroon, of, als zij los is, met dien van blaauwbrack bestempeld wordt, - Pruissische blaauwasch , die vooral te Koningsbergen uit de asch van verschillende houtsoorten wordt bereid, - Amerikaansche asch, die wit is van kleur, - gemeene Zweedsche asch, benevens geraffineerde asch, - Kolberger en Dantziger weedasch, welke laatste 18 tot 20%kali bezit (zie voorts onder Potasch).

Asch wordt gebruikt, zooals wij reeds gezegd hebben, in de glasblazerijen , - voorts in de metaalsmelterijen, en vooral ook als bemestingsmiddel. De houtasch bevordert door hare kali niet slechts de oplossing en ontbinding van den humus, maar levert ook eene onmisbare stof voor de planten; zij werkt het best, als zij in droogen toestand over het land wordt gestrooid. Vooral is zij nuttig op klaver- en erwtenlanden, als zij kort vóór eene goede regenbui er wordt opgebragt. Op de weiden verdrijft zij het mos en bevordert den groei van klaver. Ook uitgeloogde asch is voor bemesting geschikt, omdat zij kalk bevat. Steenkolenasch heeft de eigenschap, dat zij den bodem losmaakt en komt dus alleen te pas op een zwaren , taaijen grond. In het algemeen werkt de asch gunstig als bemestingsmiddel, omdat zij vele zelfstandigheden aan den grond teruggeeft, die de plantengroei er aan ontnomen heeft.

De asch bezit een zeer gering warmtegeleidend vermogen en is dus zeer geschikt om zoodanige plaatsen te beschutten, die men tegen de afwisseling van de warmte beveiligen wil, zooals ijskelders, ijzeren geldkisten enz.

De asch wordt door alle volkeren als een zinnebeeld der vergankelijkheid beschouwd. De Israëlieten strooiden asch op hun hoofd, ten teeken van boete en rouw. Dat gebruik is vermoedelijk afkomstig uit Egypte. Thans nog maken soms de Israëlieten gebruik van asch bij het slagten van pluimgedierte, om daarop het bloed te laten wegvloeijen. Het zitten in zak en assche behoorde desgelijks tot de boetedoeningen der oude Christelijke Kerk. Ook de reinigingsplegtigheid door middel van de asch eener roode koe is waarschijnlijk door Mozes aan de Egyptenaren ontleend.