Tot de merkwaardigste personen, die dezen geslachtsnaam hebben gedragen, behooren:
Antoine Arnauld, heer van Andilly en Tier, een Fransch redenaar, die in het jaar 1560 geboren werd. Hij was eerst auditeur bij de Koninklijke Rekenkamer en later parlementsadvocaat. In deze betrekking onderscheidde hij zich door zijne vrijzinnige denkbeelden en door zijne schitterende welsprekendheid. Den meesten roem verwierf hij door zijne Philippica (Philippique), eene redevoering tegen de Jezuïeten, die de tijdelijke verbanning dezer orde veroorzaakte, maar hem tevens aan haren haat ter prooi gaf. Hij overleed den 29sten December 1619.
Angelica Arnauld, eene dochter van den voorgaande en abdis in Port-Royal. De roem van dit klooster werd zóó verbreid en de toeloop derwaarts zóó groot, dat zij in 1626 eene nieuwe wijkplaats moest stichten. Zij koos hiertoe een aanzienlijk gebouw in de voorstad St. Jaques te Parijs en gaf daaraan den naam van Port-Royal de Paris, om het te onderscheiden van het oorspronkelijke Port-Royal des Champs. De ziel dier onderneming was de vriend van Jansenius, Jean du Verger de Hauranne. Door hem overgehaald, begunstigde Angelica ook de stichting van het Jansenistenklooster, dat Port-Royal weldra herschiep in het tooneel van een hardnekkigen kerkelijken strijd. Zij overleed in 1661.
Antoine Arnauld, de jongste broeder der voorgaande, die onder den naam van “de Groote” het hoofd was van de Jansenisten en een van de vrijzinnigste en geestigste mannen van zijn tijd. Hij werd geboren te Parijs den 6den Februarij 1612, studeerde na 1633 aan de Sorbonne onder de leiding van L'Escot in de godgeleerdheid, werd in 1636 tot baccalaureus, in 1641 tot doctor, en in 1643 tot medelid van de Sorbonne bevorderd. Hij vereenigde den geest zijns vaders met een innig godsdienstig gevoel en trad in 1643 op als tegenstander van de Roomsch-Katholieke leer met een geschrift, getiteld: “De la fréquente communion,” en in 1645 met een ander, getiteld: “La grandeur de l’église Romaine, établie sur l'autorité de S. Pierre et S. Paul.” De groote bijval, die aan deze werken te beurt viel, ergerde inzonderheid de Jezuïeten, die ook elders door Arnauld werden aangetast. Hun haat bereikte het toppunt toen Arnauld de anti-Jansenistische geschriften van Habert, Lemoine en anderen even grondig als scherp weêrlegde en in een tweetal brieven de onbeschaamdheid der Orde aan het licht bragt. Twee leerstellingen uit deze brieven werden in 1656 door de Sorbonne veroordeeld, en men wreekte zich tevens op den schrijver door hem uit de faculteit te verwijderen. Arnauld werd opgeroepen naar Rome, maar met toestemming des Konings weigerde hij te verschijnen. Hij vertoefde na dien tijd op verschillende plaatsen in Frankrijk, totdat in 1668 de bevrediging van den Jansenistischen strijd door Clemens IX hem veroorloofde, om weder openlijk op te treden. Door zijne talrijke vijanden aan het Hof des Konings als een onruststoker verdacht gemaakt, begaf hij zich in 1679 naar de Nederlanden. Hier overleed hij den 8sten Augustus 1694 in een dorp bij Luik. Zijne gezamenlijke werken zijn (1775—1783) te Lausanne uitgegeven in 48 deelen.