Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heer

betekenis & definitie

Heer. Onder dezen naam vermelden wij:

Margaretha de Heer, eene Friesche schilderes. Zij leefde in het midden der 17de eeuw, woonde te Leeuwarden, en schilderde in waterverw fraaije tafereelen, vooral vogels, insecten en bloemen. Voorts zijn van haar eenige landschappen in olieverw bewaard gebleven. — Ook hare beide broeders Simon en Willem, leverden uitmuntende teekeningen op parkement.

Pieter Otto Coenraad Vorsselman de Heer, een verdienstelijk Nederlandsch natuurkundige. Hij werd geboren te Valburg in Gelderland op den 20sten September 1809, bezocht de hoogeschool te Utrecht, waar hij eerst in de letteren en godgeleerdheid en daarna, vooral onder de leiding van Moll, in de wis- en natuurkunde studeerde, — nam als sergeant bij het studentenkorps der vrijwillige jagers deel aan den Tiendaagschen Veldtogt, •—werd versierd met de Militaire Willems-orde, — promoveerde in 1833 op eene dissertatie „De fractionibus continuis”, — ging aanstonds op reis naar Italië, en ontving te Florence zijne benoeming tot hoogleeraar aan het athenaeum te Deventer, welke betrekking hij den 7den November 1834 aanvaardde met eene redevoering: „De virium doctrina in physica disciplina rite adhibenda”. Op de meest loffelijke wijze was hij aldaar werkzaam, en zijn roem verspreidde zich meer en meer, toen hij den 26sten December 1841 na eene kortstondige ongesteldheid aan de wetenschap en aan zijne talrijke vrienden werd ontrukt. Van zijne geschriften noemen wij nog: „Note sur le calcul de l’inclinaison magnétique (1835)”, — „Levensberigt van den hoogleeraar A. C. G. Suerman (1841)”, — Gronden der zeevaartkunde, vooral ten gebruike bij de sterre- en zeevaartkundige tafels van Jacob Swart (1840)”, — „Redevoering over de voordeelen eener wetenschappelijke beoefening van handwerken en kunsten (1841)”, — en „Théorie de telegraphie électrique avec la description d’un nouveau télégraphe, fondé sur les actions physiologiques de L’électricité (1839)”, — voorts vele opstellen in tijdschriften, vooral in de „Algemeene Konst- en Letterbode”. Ook zag hij als student zijn antwoord op de vraag „Detur succincta expositio praecipuarum methodorum quae ad circuli quadraturam ducunt (1832)” te Groningen met goud bekroond, terwijl hem reeds vroeger een paarmaal een accessit op letterkundige prijsvragen was ten deel gevallen.

Oswald Heer, een Zwitsersch natuurkundige. Hij werd geboren te Glarus den 31sten Augustus 1809, en begaf zich na de voleindiging zijner studiën in 1832 naar Zürich, waar hij in 1837 hoogleeraar werd in de planten- en dierkunde aan de académie en later ook aan de polytechnische school. Hij hielp den botanischen tuin te Zürich aanleggen, en is daarvan directeur sedert 1835. In 1845 stichtte hij er het genootschap voor Land- en Tuinbouw, waar hij eene reeks van jaren den voorzittersstoel bekleedde, en in 1851 de landbouwschool, wier belangen hij als president der commissie van toezigt ijverig bevorderde. Eindelijk was hij gedurende 20 jaar lid van den grooten raad van het canton Zürich. Vele belangrijke geschriften zond hij in het licht; van deze noemen wij: „Die Käfer der Schweiz (1837—1840, 2 dln)”, — „Fauna coleopterum helvetica (1839—1841, 3 dln)”, — „Die Insectenfauna der Tertiärgebilde von Oeningen und von Rodoboj in Kroatien (1847— 1853, 3 dln)”, — „Flora tertiaria Helvetiae (1854—1856, 3 dln)”, — „Die Pflanzen der Pfahlbauten (1865)”,— „Untersuchungen über das Klima und die Vegetationsverhältnisse des Tertiärlandes (1867)”, — „ Die fossile Flora der Polarländer (1869—1871)”, — „Die Urwelt der Schweiz (1869)", in 1872 in het Fransch vertaald — en „Schwedischen Expeditionen zur Erforschung des hohen Nordens (1874)”.