Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Ariosto

betekenis & definitie

Ariosto (Ludovico), een der drie grootste épische dichters van Italië, werd den 8sten September 1474 te Reggio geboren. Hij was de telg van een adellijk geslacht en de zoon van Niccolo Ariosto, bevelhebber te Reggio. Reeds als kind openbaarde zich bij hem een groote aanleg voor de poëzie, en hij vervaardigde al vroeg treurspelen, die hij met zijne broeders en zusters ten tooneele voerde. Op de school te Ferrara maakte hij snelle vorderingen. Naar den wensch zijns vaders legde hij zich gedurende 5 jaren op de regtswetenschap toe zonder de geliefkoosde dichtkunst te laten varen.

Het schijnt, dat zijn vader hem in lateren tijd meer vrijheid gegeven heeft, — althans Ariosto toefde eenigen tijd te Rome, waar hij zich uitsluitend bemoeide met de beoefening der oude letteren. Eerst gaf hij Latijnsche gedichten uit en vervolgens twee blijspelen in proza, “Cassaria” en “I Suppositi”, in den trant van Terentius en Plautus bewerkt. Tevens vervaardigde hij een aantal sonnetten en canzonen. Door zijne lyrische gedichten in de Italiaansche en Latijnsche taal had hij de aandacht getrokken van den kardinaal Ippolito d’Este, broeder van den hertog Alfonsus I van Ferrara. Weldra was hij er aan het Hof, en hij werd zelfs tot tweemaal toe afgevaardigd naar paus Julius II, toen deze ontevreden was op den hertog van Ferrara wegens den oorlog van laatstgenoemde met Venetië. De dichter kweet zich uitstekend van zijn last, maar toen hij ongezind was, den kardinaal op eene reis naar het gure Hongarije te vergezellen, haalde hij zich den haat van zijn voormaligen begunstiger op den hals. In 1517 bevond zich Ariosto aan het Hof te Ferrara, waar hij eene gastvrije ontvangst maar eene karige belooning genoot. In 1521 en 1522 werd hem de last opgedragen, om oproerigheden te dempen, die in Garfagna waren uitgebarsten. Hij volbragt die moeijelijke taak, keerde na verloop van 8 jaren naar Ferrara terug en hield er toezigt op het bouwen van een schouwburg. Tevens dichtte hij er het grootste gedeelte van zijne hekelbrieven, beschaafde er zijne tooneelspelen en schreef ook nieuwe. Voorts zijn onderscheidene sonnetten en canzonen, alsmede vertalingen van Spaansche en Fransche ridderromans in dit tijdperk vervaardigd. Te midden dier werkzaamheden overrompelde hem de dood op den 6den Junij 1533. Zijn stoffelijk hulsel werd op zijne uitdrukkelijke begeerte zonder eenige uitwendige plegtigheid bijgezet, en men plaatste niet eens een gedenkteeken op zijn graf. — Dit deed eerst 40 jaren na zijn dood een edelman te Ferrara, Agostino Mosti genaamd. Veel prachtiger monument deed in 1612 zijn achterkleinzoon Ludovico verrijzen.

Ariosto was een uitmuntend mensch. Zachtmoedigheid, opregtheid en verdraagzaamheid in woorden en daden versieren zijn inborst. Nooit hulde hij zich in den mantel der dichterlijke verwaandheid. Wél was hij ter prooi aan eene hartstogtelijke zwaarmoedigheid, maar hij wist zich zelven te beheerschen, zich als het ware vastklemmende aan de gewrochten zijner rijke verbeelding. In gezelschap was hij opgeruimd, geestig, bescheiden en een vijand van omwegen. Zijn uitwendig voorkomen was in overeenstemming met zijn mannelijk karakter. Hij was rijzig van gestalte, sterk van gestel, levendig en een onvermoeid wandelaar. Hij gedroeg zich steeds als een trouwen vriend, als een liefderijken zoon en broeder, als een vader en weldoener voor zijne talrijke bloedverwanten. Hij genoot de achting van vele aanzienlijke tijdgenooten, maar het is eene fabel dat Karel V hem te Mantua als dichter heeft gekroond.

Ariosto moet onder de grootste dichters worden geteld. De Italianen noemden hem “il divino (de goddelijke)” , — een naam, dien zij trouwens ook aan den zedeloozen Aretino gegeven hebben. De meeste bewondering eischt zijn romantisch heldendicht “Orlando furioso (De razende Roeland)”, hetwelk in zijne soort onvergelijkelijk mag worden genoemd. De “Orlando inamorato ,” een gedicht van Bojardo gaf aanleiding tot de keus van zijn onderwerp. Hij nam den draad op, waar Bojardo dien had afgebroken en besteedde een overvloed van humor en satyre, van ernst en luim aan de voltooijing van zijn gedicht. Hij nam daarbij de meest mogelijke bezadigheid in acht: hij zocht namelijk den rijkdom en de kracht zijner moedertaal meer en meer te doorgronden en dichtte doorgaans des ochtends eenige weinige stanzas en beschaafde die gedurende den loop van den dag totdat hij ze geschikt achtte voor den zang, dien hij na de voleindiging aan zijne vrienden voorlas. Zoo ontstond in 10 of 11 jaar een meesterstuk, dat zich door vernuftige vinding, betooverenden verhaaltrant, boeijende episoden en onnavolgbare schalkschheid kenmerkt en zich boven alles verheft, wat de romantische poëzie kan aanwijzen. Het verscheen in het licht, toen Ariosto 40 jaren oud was, en vond zoo grooten bijval, dat er in weinige jaren 4 of 5 uitgaven van verschenen. Eerst werden er 40 zangen uitgegeven, en hieraan zijn vervolgens eerst 6 en toen nog 5 toegevoegd. Ariosto had het gedicht aan zijn voormaligen begunstiger, den kardinaal Ippolito, opgedragen, maar men zegt, dat deze tot loon daarvan aan den dichter de vraag heeft voorgelegd : “Meester Ludovico, waartoe dienen toch al die dwaasheden?”

In het jaar 1845 werd een vroeger onbekend heldendicht van Ariosto gevonden, dat met den titel: “Rinaldo Ardito di L. A., Frammenti inediti, publicati sul manoscritto originale da Giampiéri e Ajacci" te Florence is uitgegeven (1846). Dit gedicht is te voren wel eens vermeld, maar eerst in 1845 door Giampiéri te Argenta, een klein plaatsje op het gebied van Ferrara, teruggevonden. Het handschrift bestond uit 80 bladen, ieder met acht stanzas. De 3de, 4de en 5de zang zijn daarin bewaard gebleven, de 2de en 6de zijn. er gedeeltelijk in voorhanden, en de overige ontbreken. Ook hier is de strijd van Karel de Groote met zijne Paladijns tegen de Saracénen het onderwerp.

De 5 tooneelspelen van Ariosto onderscheiden zich door levendigheid en door eene uitmuntende karakterteekening, en zij zijn merkwaardig als navolgingen van het voorbeeld der Ouden. Zijne blijspelen zijn eigenlijk mislukt, omdat de dichter Grieksche en Romeinsche zeden daarin overbrengt op den bodem van zijn tijd. In zijne 7 satyren of hekelbrieven viert hij den teugel aan zijn wrevel en aan zijn gekrenkt gevoel, terwijl in zijn lyrische gedichten de Italiaansche geest met dien der classische Oudheid op eene opmerkelijke wijze zamensmelt. Zijn “Orlando” is meer dan honderdmaal gedrukt, en ook van zijne overige werken bestaan talrijke uitgaven. Zijne zonen Virginio en Gabriéle zijn desgelijks als dichters opgetreden.

< >