Reggio. Onder dezen naam vermelden wij:
Reggio dell' Emilia, eene Italiaansche provincie, tot in 1859 tot het hertogdom Modena behoorend. Zij is omringd door de provinciën Mantua en Cremona, Médena, Massa-Carrara en Parma, splitst zich in de arrondissementen Reggio en Guastalla en telt op 41,96 geogr. mijl ruim 240000 inwoners (1871). Het land is gelegen tusschen den hoofdkam der Apennijnen en de Po en heeft in het zuiden een bergachtigen, doch in het noorden een vlakken, hier en daar moerassigen bodem. De voornaamste rivieren zijn er: de Po en hare zijrivieren, de Enza, de Crostolo en de Secchia; ook heeft men er eenige belangrijke kanalen. Er wordt veel graan en ook rijst verbouwd; voorts heeft men er: peulvruchten, moerbeziënen kastanjeboomen, ooft- en wijngaarden. De weiden worden er door besproeijingskanalen bevochtigd, en in de bergstreek bloeit er de schapenfokkerij. De grond bevat er voorts: koper, zwavel, ijzer en andere nuttige delfstoffen, terwijl het er niet ontbreekt aan minerale bronnen. Naast den landbouw is de nijverheid er van weinig belang; zij bepaalt zich hoofdzakelijk tot de zijdeteelt, de vervaardiging van papier, aardewerk, kaarsen en zeildoek, en het bereiden van leder en cement.
Door deze provincie loopt de spoorweg van Alessandria naar Ancona met een zijtak naar Modena over Borgoforto naar Mantua. — De evenzoo genoemde hoofdstad ligt in eene ruime, graanleverende vlakte nabij de Crostolo en aan het Tassonekanaal, alsmede aan den spoorweg van Alessandria naar Ancona. Zij is door muren en wallen omringd en door de Via Emilia in 2 deelen gesplitst. Voorts heeft men er eene citadel met een oud kasteel, breede, gedeeltelijk met bogengangen versierde straten en onderscheidene deftige gebouwen, Zij is de zetel van een prefect en van de overige provinciale ambtenaren, van een bisschop, van eenige regtbanken, van een lycéum, een gymnasium, een seminarium, eene nijverheidsschool, eene openbare boekerij met 70000 deelen, een muséum voor natuurlijke historie enz. Ook zijn er onderscheidene inrigtingen van weldadigheid met aanzienlijke inkomsten, en van de merkwaardigste gebouwen noemen wij inzonderheid den dom met een hoogen koepel, met de standbeelden Van Adam en Eva (van Clementi), — voorts de kerk der Madonna del Ghiaja met 6 koepels en de kerk van San Prospero met een oud-Lombardisch leeuwenportaal. Van de wereldlijke gebouwen vermelden wij nog het stadhuis met het antieke standbeeld van Caecilius Metellus en den schouwburg. In de stad wonen bijna 20000 en op het gebied der gemeente ruim 50000 inwoners. Onder deze bloeijen handel en nijverheid. In de nabijheid der stad heeft men de bouwvallen van het vermaarde kasteel Canossa; ook is zij de geboorteplaats van Ariosto.
Naar deze stad ontving generaal Oudinot in 1809 van Napoleon I den titel van hertog van Reggio. Bij de oude Romeinen droeg zij den naam van Regium of Forum Lepidi; zij werd door Alarik in 409 na Chr. verwoest, doch door Karel de Groote weder opgebouwd. Het bisdom van Reggio werd in 450 gesticht. Nadat zij in de middeneeuwen eene vrije stad was geweest, gaf zij zich over aan Obizzo d'Este, markgraaf van Ferrara, en werd in 1326 onderworpen aan den Pauselijken Stoel, doch later door Johann, koning van Bohemen, aan het Duitsche Rijk. Nadat zij aan meer dan één had toebehoord, verviel zij in 1409 weder aan het Huis Este, waaraan zij, na in 1796 bij de Cis-Alpijnsche Republiek en in 1805 als hoofdstad van het departement Crostolo bij het koningrijk Italië te zijn gevoegd, in 1814 teruggegeven werd. In 1859 werd zij met geheel Modena door Piémont geannexeerd.
Reggio di Calabria, te voren Calabria Ulteriore I, eene Italiaansche provincie in het landschap Calabrië. Zij vormt de zuidpunt van het Italiaansche vaste land en grenst in het noorden aan de provincie Catanzara en voor ’t overige aan de zee, terwijl zij verdeeld is in de arrondissementen Gerace, Palmi en Reggio en op 711/2 geogr. mijl bijna 354000 inwoners telt (1871). Het land is er grootendeels bedekt met de Appenijnen, die naar de zijde der zee allengs lager worden, de voorgebergten Spartivento, Capo dell’ Armi en de vermaarde Scylla vormend. De rivieren storten er hare wateren na een korten loop in zee, en de grond levert er steenkolen, potklei en ijzer. De graanbouw en veeteelt zijn er niet voldoende voor de behoeften, maar er groeijen vele olijven, citroenen, oranje appels, kastanjes en druiven, terwijl de zijdeteelt er belangrijke voordeelen oplevert. Men drijft er een levendigen handel met zuidelijke vruchten, zijde en wijn, zoodat de waarde van den uitvoer er in 1875 ongeveer 5 millioen gulden bedroeg. — De evenzoo genoemde hoofdstad ligt in eene vruchtbare vlakte aan de straat van Messina en aan den spoorweg van Reggio naar Catanzara; zij is door wijn-, oranje- en citroengaarden omgeven, heeft ruime straten en flinke huizen, die zich aan de haven terrasgewijs verheffen, en verschaft een prachtig uitzigt op de kust van Sicilië. Aan zee worden er dikwijls de bekende „Fata morgana” waargenomen. Reggio is de zetel van een aartsbisschop, van den prefect en van de overige provinciale ambtenaren, van eenige regtbanken enz.
Men heeft er een lycéum, een gymnasium, een uitstekend technisch instituut, een seminarium, eene boekerij, 2 weeshuizen, een hospitaal, eene fraaije hoofdkerk, 18 andere kerken, een fort, eene haven en omstreeks 30000 inwoners, die zich vooral bezig houden met het bereiden van essencen, welriekende wateren, wijnsteen enz., een levendigen handel drijven en de vischvangst, den wijn- en olijvenbouw niet verwaarloozen. In de haven zijn in 1875 niet minder dan 1069 schepen binnengekomen en evenzooveel uitgeloopen. Niet ver van Reggio verheffen zich de bouwvallen van een tempel van Isis, alsmede overblijfselen uit den tijd der Noormannen. Deze stad is het oude Rhegium der Romeinen en ondervond vroeger en later velerlei ongevallen. In 410 werd zij door Alarik belegerd en in 549 na heftigen tegenstand door Totilas veroverd.
In 918 viel zij in handen der Barracenen, die er in 1006 streden tegen de burgers van Pisa. In 1030 werd zij door Roger aan de Byzantijnen en in 1282 door Peter van Aragon aan Karel I van Anjou ontrukt. In de 16de eeuw kwamen er de Turken de geheele kust te vuur en te zwaard verwoesten, en in 1783 werd de stad door eene aardbeving bijna geheel vernield. Den 19den Augustus 1860 stapten de Garibaldianen na de verovering van Sicilië in de nabijheid van Reggio aan wal en versloegen den 21sten daaraanvolgende de koninklijke troepen, welke 2 dagen daarna de stad en het fort overgaven.