Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Ariovistus

betekenis & definitie

Ariovistus, een legerhoofd der Marcomannen en koning der Duitschers in het Suévisch verbond, vertoont zich in de geschiedenis als den eersten Germaanschen held, die zich tegen de veroveringen der Romeinen poogde te verzetten. In den aanvang der eerste eeuw vóór Chr. voerden de Aeduërs, bewoners van de gewesten der Aar of der Saône, oorlog met de Arverners. Toen de eerstgenoemden bijgestaan werden door de Romeinen, verbonden zich de Arverners met de Sequaners, die den linker oever der Rhône bewoonden, en deze riepen de Duitschers te hulp.

Onder die Duitschers, die, in de omstreken van het Hercynisch woud gevestigd, door de Helvetiërs Marcomannen genoemd werden, bevond zich Ariovistus, die zich te Rome in de krijgskunst geoefend had. Hij verscheen met 15000 man (72 vóór Chr.), en daar hij voornemens was om, ingeval hij overwon, Gallië niet weder te verlaten,had hij gezorgd, dat nog meer krijgsknechten hem volgden. Deze, uit de stammen der Mattiaken, Vangionen en Nemeters afkomstig, en zelfs gedeeltelijk uit dien der Suèven, verschenen weldra ten getale van 120000. De slag bij Magetobria bragt aan de Aeduërs eene volkomene nederlaag toe, maar schonk geenszins de overwinning aan de Sequaners. Ariovistus gaf hun land en dat der Aeduërs ten geschenke aan zijne soldaten, en de Haruden, die ten getale van 24000 het laatst waren opgedaagd, ontvingen een derde deel van het gebied der Sequaners. Toen namen de bedrogen Galliërs hunne toevlugt tot de Romeinen. Doch voordat deze ter hulp konden komen, rukten 100000 Helvetiërs voorwaarts naar Gallië. Spoedig evenwel werden zij op hun togt gestuit.

De proconsul Julius Caesar (58 vóór Chr.) verscheen met zijne Romeinen en noodzaakte die drommen tot vrede, waarna het land ingelijfd werd in het Romeinsche keizerrijk. Intusschen had Ariovistus zijne bondgenooten uit Duitscliland opgeroepen, en gehoor gevende aan zijne belofte, dat hij hunne inspanning met vruchtbare landen vergoeden zou, hadden zich ontelbare scharen van Suéven aan de Rijn verzameld en stonden op het punt om, aangevoerd door Ariovistus, het begonnen werk der Romeinen te vernietigen. Caesar bezette zoo spoedig mogelijk Vesontium (Besangon), de hoofdstad der Sequanen, zond van hier gezanten aan Ariovistus, die reeds vroeger door de Romeinen als koning was erkend, en deed hem aanzeggen, dat hij het land moest verlaten en met zijne bondgenooten naar Duitschland terugkeeren. Tevens noodigde hij hem uit tot een mondgesprek, hetwelk door Ariovistus met fierheid werd afgewezen. De mededeelingen der Aeduërs over de Germanen, die zij als verschrikkelijke reuzen voorstelden, vervulden de Romeinen zoodanig met schrik, dat vele officieren hun testament maakten. Caesar wist evenwel door opwekkende toespraken die vrees te matigen. Toen Ariovistus naar Vesontium oprukte, trok Caesar hem te gemoet, eene kleine bezetting achterlatende. Zoodra de beide legers zich in elkanders nabijheid bevonden, had er op een heuvel tusselien de voorposten een mondgesprek plaats van Caesar en Ariovistus. Eerstgenoemde herinnerde den Germaan, hoeveel hij aan Rome verschuldigd was, en hoe hij dat alles met ondankbaarheid vergolden had door den fakkel der tweedragt op het gebied der bondgenooten te werpen; hij noodigde hem dus uit, om achter de Rijn terug te trekken en zich alzoo de vriendschap van het Romeinsche volk waardig te maken. Ariovistus gaf hierop ten antwoord, dat de Romeinen in naam zijne vrienden waren, maar hem kwamen ontnemen wat zijn regtmatig eigendom was, want het gebied der Aeduërs was geen Romeinsch wingewest.

Hij was te hulp geroepen, — hij had gestreden en overwonnen. De overwinnaars hadden regt op den verwonnen grond, en hij zou dat regt weten te handhaven. Had de Senaat aan Caesar opgedragen, hem aan genotene weldaden te herinneren, hij had van dienzelfden Senaat in last gekregen om Caesar te vermoorden. Hij zou dat niet doen, maar verlangde ook met dezelfde eerlijkheid behandeld te worden. Toen maakte Caesar een einde aan het gesprek, omdat hij in het gevolg van Ariovistus verdachte bewegingen bespeurde en hij liet zich niet weer overhalen tot eene persoonlijke onderhandeling. Hij zond evenwel een paar gezanten naar Ariovistus. Deze hield hen voor verspieders, en ongetwijfeld hadden zij aanstonds den brandstapel moeten beklimmen, zoo de godspraak niet tot driemaal toe het behoud van hun leven had geëischt. Nu werden alle vriendschappelijke betrekkingen afgebroken. De Germaansche benden rukten op en naderden meer en meer tot de Romeinsche legerplaats. Zes duizend ruiters en evenzooveel voetknechten hadden in last, om de Romeinen van verschillende zijden gestadig te verontrusten en hun allen toevoer van het land der Aeduërs en Sequaners af te snijden. Aan Caesar kwamen die voorpostengevechten zeer te stade, om de zijnen van hunne vrees voor de Germanen te ontheffen. Hij begon echter weldra gebrek te krijgen aan levensmiddelen en nam het besluit, om aan zijne tegenstanders slag te leveren en hen door zijn krijgskundig beleid te overwinnen. Hij kwam te weten, dat zijne vijanden, wegens de godspraken hunner alrunen, weinig gezind waren, den grooten strijd te wagen vóór het aanbreken der nieuwe maan, en hij maakte van die omstandigheid een voordeelig gebruik.

Hij rukte voorwaarts, maar zond tevens een gedeelte zijner krijgsmagt naar een nabijgelegen heuvel, om zoodoende de Germanen tusschen twee legers in te sluiten. Nu trok hij te velde, een voldoend aantal soldaten ter bewaking van de legerplaats achterlatende. Met drievoudige gelederen snelde hij den vijand te gemoet, die zich daardoor genoodzaakt zag, om zich buiten zijn legerkamp desgelijks in slagorde te stellen. Daarachter bevond zich de wagenburg — eene verhakking met wagens en karren, en van bier moedigden de vrouwen de vechtenden aan, hun toeroepende om toch echtgenooten en kinderen niet over te leveren aan de slavernij. Weldra nam de strijd een aanvang, die met vertwijfeling gevoerd, maar ten gunste der Romeinen beslist werd. Ariovistus ontsnapte met een vaartuig, dat voor hem in gereedheid werd gehouden; zijne beide gemalinnen kwamen vlugtende om het leven, ééne van zijne dochters werd vermoord en eene andere gevangen genomen. De lijken van omstreeks 80000 Germanen bedekten het slagveld, en daarenboven vielen duizenden levend den Romeinen in handen.

Van de verdere lotgevallen van Ariovistus is niets bekend. Dit alleen weten wij, dat zijne stamgenooten langen tijd rouw hebben gedragen over zijn dood. Tevens vermeldt het volksverhaal, dat hij zich na bovenbeschreven veldslag op één der hoogste toppen van het Taunusgebergte — op den Altkönig — heeft verschanst.

< >