Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 27-06-2017

Aanleg

betekenis & definitie

Op het gebied der menschkunde verstaat men door aanleg eene natuurlijke, meer dan gewone vatbaarheid voor het verwerven van eene bepaalde bekwaamheid. Aanleg vereischt derhalve ontwikkeling en onderscheidt zich hierdoor van talent, dat als eene gaaf der natuur reeds in een ontwikkelden toestand aanwezig is. Het talent kan alleen op den bodem van een goeden aanleg behoorlijk gedijen.

In den jongsten tijd is meermalen de vraag opgeworpen, of men den aanleg als aangeboren moet beschouwen, en zoo ja, in hoe ver? Het blijkt bij een naauwkeurig onderzoek van den ontwikkelden geest, dat de aangeboren aanleg zich tot zeer weinige eigenschappen bepaalt. Deze laatsten zijn: eene zekere gevoeligheid voor alle indrukken van buiten, gelegen in de meerdere of mindere volkomenheid der zintuigen, — eene zekere kracht, om het waargenomene met juistheid in het geheugen op te nemen en te bewaren, en eene zekere levendigheid, waarvan de snelheid der waarneming en de herinnering van het waargenomene afhankelijk zijn. Deze drie verschillende eigenschappen kunnen bij de verschillende verrigtingen des ligchaams en des geestes afzonderlijk of gezamelijk ontbreken of aanwezig zijn. Zij werken niet weinig mede om een bepaalden aanleg te voorschijn te roepen, maar zij worden tevens bijgestaan door vele andere eigenschappen, die niet aangeboren, maar door latere ontwikkeling verkregen zijn. Van het eerste ontwaken der bewustheid af laten alle indrukken van buiten en alle inwendige gemoedsbewegingen hunne sporen achter. Zij leggen door onderlinge verbinding de grondslagen voor de zielsgesteldheid, voor de neigingen, voor de kunstvaardigheid en de talenten van den mensch. De omstandigheden, waaronder een kind opwast, geven het, in verband met de drie straks genoemde oorspronkelijke eigenschappen, een eigenaardig karakter.

Wie de omtrekken van een waargenomen voorwerp met eene zekere mate van naauwkeurigheid op het papier weet te brengen, heeft aanleg voor teekenen, — wie eene pas gehoorde melodie met zijne stem weet te herhalen, heeft aanleg voor muziek. Een kind heeft al of niet aanleg voor wiskunde, letterkunde, natuurkunde enz., naarmate de vermogens, die bij het beoefenen van elk dier wetenschappen dienst moeten doen, meer of min zijn ontwikkeld.

Ook het ligchaam van den mensch heeft zijn algemeenen aanleg voor velerlei ongesteldheden. Die aanleg is bij hem te grooter, naarmate hij met fijner bewerktuigd en dus met gevoeliger ligchaam is toegerust. Het meer beschaafde volk, de meer ontwikkelde stedeling vooral wegens de meerdere prikkelbaarheid zijner zenuwen vatbaarder voor ongesteldheid dan een ruwe stam of een eenvoudige landbewoner. De teedere vrouw heeft over het geheel meer met ziekten te worstelen dan de krachtige man. Maar die algemeene aanleg wordt eene bijzondere, wanneer een of ander deel van ’s menschen ligchaam zich in een gebrekkigen toestand bevindt. Zulk eene gesteldheid der zenuwen vormt den aanleg tot krampen en verlammingen — zulk eene gesteldheid der spijsverteringswerktuigen dien tot maagziekten — zulk eene gesteldheid der longen dien tot tering enz.

De aanleg tot ziekte is gedurende den zuigelingsleeftijd het sterkst en blijft bij volwassenen nog altoos gevaarlijk. Hij openbaart zich vooral ook in de overgangstijdperken van het leven. De aanleg tot ziekte is dikwijls erfelijk, zoodat sommige familiën het meest vatbaar zijn voor bepaalde ongesteldheden, en hierin ligt de reden van den gebrekkigen ligchaamstoestand, dien men vaak bij spruiten van familie-huwelijken opmerkt; het gebrekkige wordt in dit geval dubbel overgeërfd.

Daar ieder ligchaamsdeel door de stofwisseling aan gestadige verandering onderworpen en dus gewoonlijk voor versterking en in het algemeen voor verbetering vatbaar is, zoo liggen in de keuze van eene gepaste voeding, kleeding, beweging en luchtgesteldheid, voorts in het gebruik van baden enz. althans gedeeltelijk de middelen voor de hand, om de ontwikkeling van een ziekelijken aanleg te verhinderen en eindelijk dien aanleg magteloos te maken. Eene behoedzame levenswijze is daartoe van het hoogste belang.

Men gebruikt het woord aanleg ook van eene pas ontworpene schilderij, van een tuin, van een dijk, en eindelijk van eene regtbank. De regtbank van eersten aanleg is bij ons de arrondissements-regtbank.