Aríon was een dichter en luitspeler uit den fabeltijd van Griekenland. Hij was geboren te Methymna op Lesbos in de 7de of 8ste eeuw vóór Chr. Hij had tot ouders Poseidon (Neptunus) en de nymf Oncaea en wordt voor den uitvinder van den dithyrambus gehouden. Er bestaat van hem eene fraaije sage, die door A. W. Schlegel in de ballade “Arion” in het Hoogduitsch uitmuntend is bewerkt. Zij is van den volgenden inhoud: Aríon toefde lang aan het hof van Périander te Corinthe en begaf zich van hier naar Italië en Sicilië. Te Tarente won hij den prijs in een muzikalen en dichterlijken wedstrijd.
Toen hij, met schatten beladen, zich naar Corinthe had ingescheept, om tot zijn vriend Périander terug te keeren, besloten de roofgierige zeelieden, hem om het leven te brengen. Apollo maakte hem in den droom met hunne voornemens bekend. Nu beloofde Aríon hun gaarne zijne schatten en vroeg alleen het behoud van zijn leven. De zeelieden gaven hem vrijheid om zich zelven te dooden of in zee te springen. Thans verzocht Aríon dat zij hem mogten toestaan, nog eenmaal te zingen. Dit werd hem vergund, en in een sierlijk zangersgewaad gehuld verscheen hij op het dek. In zijn zielverrukkend lied riep hij de góden aan en stortte zich daarna in de golven. Maar de dolfijnen hadden naar die heerlijke toonen geluisterd. Zij waren tot het vaartuig genaderd, en één van hen nam den zanger op den rug en bragt hem naar de Grieksche kust, vanwaar hij weldra Corinthe bereikte. Périander kon naauwelijks geloof hechten aan het verhaal van den dichter. Maar toen vervolgens de zeelieden kwamen en op de vraag des Konings, waar Aríon zich bevond, verzekerden, dat hij te Tarente was achtergebleven, trad de zanger zelf te voorschijn, en de ontstelde roovers waren niet in staat om hun misdrijf te loochenen. Zij werden alle tot den kruisdood veroordeeld. Ter gedachtenis aan dit voorval werd op Taenarum, waar Aríon aan wal was gekomen, bij den tempel van Poseidon (Neptunus) een gedenkteeken opgerigt, dat den dichter voorstelde, gezeten op een dolfijn. Zijne lier en de dolfijn werden aan den hemel geplaatst. Grieksche kunstenaars van lateren tijd hebben deze stof symbolisch behandeld, namelijk als een bewijs van het vermogen der dichten toonkunst op alle schepselen. Ook Poussin, Rubens en Albrecht Dürer hebben deze fabel op het doek gebragt. Van de gedichten van Aríon is alleen eene hymne aan Poseidon (Neptunus) bewaard gebleven.