Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Antillen

betekenis & definitie

Antillen is de naam van eene rij groote en kleine eilanden, die ten oosten van Centraal-Amerika een uitgebreiden halven cirkel vormen ter lengte van 450 geogr. mijlen en wel tusschen 10° en 23°30' N. B., en 81° en 87° W. L. van Greenwich. Hij strekt zich uit van de noordoostkust van Yucatan zuidoostwaarts tot aan de monden der Orinoco, zoodat hij de Caraïbische Zee afsluit van den Atlantischen Oceaan.

Tot de Antillen behooren meer dan 100 eilanden met eene gezamenlijke oppervlakte van omstreeks 4400 □ geogr. mijlen. Blijkbaar zijn zij overblijfselen eener bergketen, die tegelijk met het land van Centraal-Amerika aanmerkelijk daalde en gedeeltelijk onder de zilte wateren verzonk. Leopold von Buch heeft het eerst aangewezen, dat eene reeks van vuurspuwende bergen over de Antillen loopt en met de vulkanen van Caraccas één geheel vormt. Thans zijn er nog 10 werkzame kraters, waartoe die van den Catharinaberg op Grenada, die van den Garou op St. Vincent, een hooge krater op St. Lucia die van den Pelée op Martinique, die van den Terrefirma op Dominique, de rookende zwavelpoel op Guadeloupe, en de vulkaan op het eiland Nevis behooren. De bodem bestaat er hoofdzakelijk uit vulkanische gesteenten (basalt, trachiet en lava), die op eene oude kalkvorming rusten. In de rij der kleine Antillen vindt men ook koraalvormingen. Sommige kleine eilanden zijn niets anders dan kraters, en op de grootere verheffen zich aanzienlijke rotsgevaarten, zooals de Sièrra de Cobre en de Tarquino (3000 Ned. el) op Cuba, de Ligany- en Blaauwe bergen (2700 Ned. el) op Jamaica, de Cibao (2000 Ned. el) op het midden van St. Domingo, de Mount Misery (1200 Ned. el) en de Zwavelberg op St. Christopher enz. Alleen Tobago en Trinidad hebben over het geheel een vlakken bodem.

De naam wordt door sommigen afgeleid van Antilla, een eiland, dat volgens de Middeleeuwsche begrippen in den Atlantischen Oceaan gelegen was, en door anderen van zijne beteekenis, namelijk Vóór-Eilanden of Eilanden, die vóór de vaste kust van Amerika liggen. Zij dragen met de Bahama- of Lucayos- eilanden den naam van West-Indië.

Men verdeelt de Antillen in Groote en Kleine. De Groote zijn Cuba met Isla de Pinos (Pijnboomeneiland) en den Koninginnetuin, Jamaica met de Kaaimansgroep, Haïti of St. Domingo met Tortuga, Gonave, Saona en Samana, en Portorico, te zamen 4046 □ geogr. mijlen met 3 '/3 millioen inwoners, — en tot de Kleine behoort de reeks van eilanden, die ten oosten van Portorico een aanvang neemt en vanhier met een eerst zuidoostelijk en vervolgens zuidelijk gekromden hoog voortloopt tot aan de vaste kust van Zuid-Amerika en voorts langs deze kust westwaarts verderschrijdt tot aan de middaglijn van den oostelijken zoom der Bahama-eilanden. Zij worden verdeeld in verschillende groepen. Ten oosten van Portorico liggen de Virginische eilanden ten getale van 40 tot 50, waartoe St. Thomas, St. Croix, St. Jean, Virgin gorda (Spanish Town), Tortola, Anegada, de Passage-eilanden, de Slangeneilanden en de Krabbeneilanden behooren. Dan volgen meer zuidwaarts de Caraïbische eilanden of de Eilanden boven den Wind, omdat zij het meest blootliggen voor den regelmatigen oostewind. Zij strekken zich uit tot aan Tobago. De voornaamste zijn St. Eustatius met Saba, St. Martin, Anguilla met Barbuda, St. Barthélemy, St. Christopher, Nevis, Montserrat, Antigua, Guadeloupe met Desiderade, Marie Galante en Les Saintes, Martinique, St. Lucia, St. Vincent, Barbados, Grenada en de Grenadillen, en Tobago. Evenwijdig met de Noordkust van Zuid-Amerika loopen de Eilanden onder den Wind van Trinidad tot aan Aruba. Hiertoe behooren, behalve deze twee, Curaçao, de Aveseilanden en Bonaire. De Kleine Antillen hebben op eene uitgebreidheid van 265 □ geogr. mijlen eene bevolking van 836000 inwoners.

Haïti vormt met Tortuga, Gonave, Saona, Samana enz. een zelfstandigen staat ter grootte van 1385 n geogr. mijlen met één millioen inwoners. Het eiland Margaretha behoort tot Columbia. De overige Antillen zijn bezittingen van Europésche mogendheden, namelijk van het Britsche rijk, van Frankrijk, van Spanje, van Nederland, van Denemarken en van Zweden.

De voornaamste tak van nijverheid is er de suikercultuur, en deze is er sedert de afschaffing der slavernij verbazend achteruitgegaan. Over het klimaat, de voortbrengselen en de bevolking zie men onder het woord West-Indië.

De Antillen zijn die gedeelten van Amerika, welke het eerst werden ontdekt. Reeds op zijne eerste reis (1492) vond Columhus Cuba en Haïti, op de tweede (1495) de Caraïbische eilanden, Portorico en Jamaica, en op de derde (1498) Trinidad. De grootste en vruchtbaarste eilanden werden dadelijk door de Spanjaarden in bezit genomen en de inboorlingen tot harden arbeid ten behoeve der veroveraars gedwongen. Na 1517 voerde men Negers derwaarts, en sedert de 17de eeuw beijverden zich verschillende Europésche mogendheden, om op deze welige eilanden volkplantingen te doen verrijzen. Engelschen, Franschen en Nederlanders (1632) vestigden er zich om strijd. Vele eilanden wisselden gedurende den loop der tijden van eigenaars. Haïti werd vrij, en zelfs in den laatsten tijd heeft Denemarken zijne bezittingen in West-Indië voorloopig aan Noord-Amerika verkocht. Ook Cuba is in opstand, om zich vrij te maken van de Spaansche heerschappij.