Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Angola

betekenis & definitie

Angola of Donga is een gewest in het zuiden van Afrika, aan de kust van Neder-Guinéa, en eene bezitting van de Portugézen. Gedurende 7 jaren (1641 tot 1648) hebben de Nederlanders er heerschappij gevoerd. Het strekt zich noordwaarts uit tot aan de Bengo-rivier, achter welke de Portugézen nog eenige forten hebben, en zuidwaarts tot aan de Kleine Vischbaai (15° Z.B.) en is verdeeld in Ambriz, Mossamédes, Angola en Benguéla, die onder het opzigt staan van den Portugéschen gouverneur-generaal te Loanda. In 1838 maakten de Portugézen zich meester van Braganza, en in 1845 van Huila, twee aangrenzende districten.

Voorheen verkreeg Brazilië zijne slaven meestendeels uit Angola, maar dat heeft een einde genomen, en daar dat Afrikaansch gewest niet veel voor den uitvoer aanbiedt, is het in eene Portugésche deportatie-plaats veranderd. Er zijn omstreeks 240000 inwoners, waarbij zich nog geen 2000 blanken bevinden. Het klimaat is er aan de kusten zeer ongezond, maar in het binnenland uitmuntend. Er is een overvloed van kostbare delfstoffen, de vruchten der keerkringslanden willen er zeer goed groeijen, de dieren van Afrika (zie onder dit woord) zoekt men er niet te vergeefs, en de rivieren wemelen er van visschen. Tot de uitvoerartikelen behooren er stofgoud, ivoor, ijzer, koper, gom en huiden.

< >