Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Klimaat

betekenis & definitie

Klimaat, afkomstig van het Grieksche woord χλίμα (helling), beteekende bij de Ouden den hellingshoek van de stralen der zon met de oppervlakte der aarde, die, wanneer zich de zon in den evenaar bevindt, regelmatig met de breedte kleiner wordt. Zij verdeelden de aarde in gordels, welke evenwijdig waren aan den evenaar, — en wel zoodanig, dat de duur van den langsten dag op elken volgenden gordel 30 minuten grooter werd. Aan die gordels gaven zij den naam van klimaten.

In onzen tijd beteekent klimaat de gemiddelde weêrsgesteldheid op eene plaats, — en die weêrsgesteldheid is wel is waar voor een groot deel van de schuinsheid der zonnestralen met betrekking tot de oppervlakte der aarde, maar daarenboven van vele andere omstandigheden afhankelijk. Was onze aarde een volkomen bol zonder bergen of dalen, — waren alle deelen harer oppervlakte, ten opzigte van de verdeeling van land en water en van den plantengroei, geheel en al gelijk, dan zou het klimaat eener plaats uitsluitend afhangen van hare breedte. Immers de dampkringswarmte is voor een groot deel afhankelijk van de uitstraling der warmte uit den aardbodem, en het maakt dus een groot verschil of deze met water, met gewassen of met bar zand bedekt is.

Het eerste neemt de warmte op en behoudt ze, om ze later, bij afkoeling des dampskrings, geleidelijk af te staan, — en het laatste kaatst de warmtestralen terug en geeft dus bij zonnehitte eene groote mate van warmte; het behoudt deze niet en heeft dus, bij afkoeling des dampkrings geen voorraad om in het warmteverlies te voorzien. De invloed van het water op het klimaat wordt nog grooter door zijne stroomen, bijv. door den Golfstroom, die het warme water uit de keerkringsgewesten naar de noordelijke streken voert en aan het klimaat van deze eene zachtheid geeft, welke het zonder dien weldadigen stroom op verre na niet zoude bezitten.

Een en ander zal ons het groote verschil doen begrijpen tusschen een vastelands- en een zeeklimaat. Het spreekt nu van zelf, dat het eerste zich door groote zonnewarmte en felle winterkoude, en het tweede zich door eene meer gematigde warmte en koude onderscheidt. Terwijl bijv. de gemiddelde wintertemperatuur op Unst, een der Shetlandsche eilanden op 60¾° N.B. nog +4°C. bedraagt, daalt zij te Irkoetsk, op 52½° N.B., dus meer dan 8° digter bij den evenaar, tot op -18°C. Terwijl voorts de gemiddelde zomerwarmte op Unst tot naauwelijks 12°C. klimt, bereikt zij in Irkoetsk 16°C. Het verschil tusschen die uitersten is dus te Unst slechts 8° en te Irkoetsk 34°.

Behalve de nabijheid der zee heeft de heerschende windrigting en de toestand der oorden, waar de wind overheen waaide, een grooten invloed op het klimaat. De zuidewinden brengen in Europa eene aanzienlijke warmte, welke zij aan de Afrikaansche woestijn hebben ontleend. Ook de hoogte boven de oppervlakte der zee en de ligging der bergen werken niet weinig mede tot bepaling van het klimaat eener plaats, daar tegelijk met de hoogte de temperatuur afneemt, zoodat men eindelijk de sneeuwlijn of de grens van de altijddurende sneeuw (onder den evenaar 5000 Ned. el hoog) bereikt. De hoeveelheid, gesteldheid en verdeeling der waterachtige neêrslagen uit den dampkring gedurende den tijd van een jaar zijn wel is waar evenzeer van reeds vermelde omstandigheden afhankelijk, maar hebben ook weder invloed op de verdeeling der warmte. Onder den evenaar zou men tijdens de nachtevening de felste hitte verwachten, doch deze wordt alsdan door den invallenden regentijd getemperd.

In lateren tijd heeft men de oppervlakte der aarde wederom in gordels verdeeld, namelijk in een verzengden gordel tusschen de keerkringscirkels — twee gematigde gordels tusschen deze en de poolcirkels, — en twee koude gordels (eigenlijk kappen) binnen de poolcirkels. Op den keerkringsgordel heeft men slechts 2 saizoenen, namelijk den droogen tijd en den regentijd. Op de gematigde gordels onderscheidt men 4 saizoenen, terwijl de koude gordels bij een zeer korten zomer een zeer langen winter hebben.

De plantengroei eener plaats hangt niet alleen af van de gemiddelde temperatuur van het jaar, maar vooral van de gemiddelde temperatuur van den zomer en winter, zoodat 2 plaatsen, wier jaarlijksche temperatuur dezelfde is, een zeer verschillenden plantengroei kunnen bezitten. Immers eene hooge zomertemperatuur brengt op de eene plaats nog zomergewassen tot rijpheid, welke op eene andere bij eene lagere zomerwarmte zoover niet komen. Daarentegen belet eene felle winterkoude op eerstgemelde plaats den groei van vele overblijvende gewassen, welke op laatstgenoemde plaats de winterkoude in de opene lucht gemakkelijk kunnen verduren. Ook voor dieren, welke niet, zooals de trekvogels, bij de wisseling der jaargetijden van plaats veranderen of het kille saizoen in den winterslaap doorbrengen, worden de noordelijke verspreidingsgrenzen door de winterkoude bepaald. Men kan zich eene voorstelling maken van het klimaat op verschillende plaatsen der aarde, wanneer men den blik vestigt op de verschillende lijnen, welke de verdeeling der warmte aanwijzen, (isothermen, isotheren en isochimenen), alsmede op de verspreiding van bepaalde gewassen over de oppervlakte der aarde.

Het klimaat heeft voorts een belangrijken invloed op 's menschen ligchaam. In een guur klimaat ontstaan ligt ongesteldheden der ademhalingswerktuigen, zooals chronische verkoudheid en aandoening der longen. Ook rheumatische ziekten zijn dikwijls het gevolg van een koud en vochtig klimaat. Geen wonder alzoo, dat men in zachtere klimaten genezing heeft gezocht voor dergelijke kwalen. Inzonderheid koos men hiervoor plaatsen, in Zwitserland, het zuiden van Frankrijk, Italië, het noorden van Afrika en op Madeira gelegen. Bij hen evenwel, die zich als borstlijders derwaarts begeven, hebben zich de kiemen der ziekte doorgaans reeds te sterk ontwikkeld, om door een gunstiger klimaat te worden vernietigd. Tevens diene men te bedenken, dat degene, die eene reis derwaarts bekostigen kan, ook in staat is zich te huis gunstige omstandigheden te scheppen, welke tegen eene klimaatsverandering in vele opzigten kunnen opwegen.