Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kust

betekenis & definitie

Kust of oever noemt men dat gedeelte des lands, hetwelk door de zee bespoeld, maar niet overdolven wordt, terwijl men dat gedeelte, hetwelk bij de afwisseling van eb en vloed nu eens droog en dan weder met water bedekt is, meer bepaald met den naam van strand bestempelt. De kracht van den vloeibaren oceaan heeft haar door stroom, golfslag en branding velerlei gedaanten gegeven. Zoo ontstonden in zee boezems, golven, baaijen, bogten, zeeëngter. (straten), havens en reeden, en aan land schiereilanden, landtongen, kapen en landengten. De kustlengte van een land in verhouding tot zijne uitgebreidheid is van groot belang voor zijn zeehandel en alzoo voor zijne ontwikkeling.

In dat opzigt komt aan Europa de voorrang toe. Hierop volgen Amerika, Australië, Azië en Afrika. —Naar gelang van hare hoogte verdeelt men de kusten in steile kusten, klippige kusten en vlakke kusten. De steile kusten rijzen met loodregte of nagenoeg loodregte rotswanden tot onderscheidene hoogten uit zee opwaarts, en de zee is er doorgaans diep. Veelal vormen zij uitmuntende havens en zijn dus voor de scheepvaart zeer gunstig. — De klippige kusten splitst men weder in 2 soorten. De eigenlijke klippige kusten zijn steil en worden gevormd door hier en daar alleenstaande rotsgevaarten, door diepe straten gescheiden. Ook hier vindt men veelal uitmuntende havens. Intusschen zijn die straten ook wel eens zeer eng en wegens sterken stroom niet zeer bruikbaar voor de scheepvaart; zoo heeft men er in Dalmatië en vooral in Ijsland, Noord-Schotland, Skandinavië, Siberië en Amerika ten noorden van de St. Laurensrivier.

In de tweede plaats heeft men de koraalkusten, die zoowel steil en hoog als vlak en laag kunnen zijn, maar doorgaans bestaan uit talrijke, vaak uitgestrekte koraalbanken, welke zich tot aan de oppervlakte van het water verheffen en wel eens lage eilanden vormen. Tusschen die koraalklippen heeft men veelal bevaarbare straten, maar de scheepvaart is er ver van veilig. Men vindt ze bijna uitsluitend in de keerkringszeeën. De meestgewone soort van kust is de vlakke; hier daalt het land zeer langzaam af naar zee, en deze laatste wordt geleidelijk dieper. De zee heeft er gewoon] ijk vele zandbanken, en de kustlanden zijn er zeer ééntoonig en zonder veel insnijdingen, behalve bij de monden der rivieren. Veelal vormen er door den golfslag opgeworpen duinen de grenzen van het strand, en die duinen worden ook wel door den golfslag weder ondermijnd en weggesleept of door den wind naar elders overgebragt.

Waar duinen ontbreken, worden door beschaafde volkeren dijken gelegd, en waar men beide mist, ontstaan doorgaans lagunen en moerassen, die men door inpoldering in vruchtbare bouw- en weilanden herscheppen kan. Vlakke kusten zijn in den regel ongunstig voor de scheepvaart, daar de grootere vaartuigen er alleen door de riviermonden of langs kunstmatig aangelegde buitenkanalen het land kunnen bereiken. Men vindt zoodanige kusten aan de noordelijke en westelijke grenzen van ons Vaderland, in de Golf van Venetië, in een groot gedeelte van Frankrijk, NoordDuitschland, het oosten van China, Coromandel, Perzië, Arabië, het grootste gedeelte van Afrika, Patagonië, Guyana, de Golf van Mexico en in de Vereenigde Staten noordwaarts tot aan kaap Hatteras. In het noorden der aarde hebben zij een vasten rotsbodem met geringe helling, waarop moerassen en veenvormingen ontstaan. Bepaaldelijk strekken in Europa, in Siberië westwaarts tot aan de Witte Zee zulke kusten zich uit, die onder den naam van toendra’s des zomers ontdooijen en met mos bedekte, onbegaanbare moerassen vormen, welke gedurende den winter verstijven.