Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Allegorie

betekenis & definitie

Allegorie (Eene) is in het algemeen de toelichtende voorstelling eener zaak doormiddel van eene andere, die gelijkvormig is aan de bedoelde. De dubbele beteekenis dier voorstelling moet duidelijk uitkomen; in het beeld moet men de bedoelde zaak aanschouwen, en deze mag het beeld niet geheel en al uitwisschen, zoodat het eigenaardige van dit laatste behouden blijft. Daarom is de allegorie een hulpmiddel voor de dichtkunst en de welsprekendheid, voor de schilderkunst en het tooneelspel, want deze zijn in staat, om zich met dien dubbelzinnigen mantel te omhangen, die naast de meest gereede opvatting nog eene dieper gelegene veroorlooft, — iets dat men bij de muziek en de bouwkunst vruchteloos zoekt. Bij den redenaar treedt de allegorie te voorschijn in de gedaante van eene uitgewerkte metaphoor (overdragtelijke zegswijze).

De metaphoor is nog geene allegorie, daar zij enkel vermaagschapte denkbeelden verwisselt, zoodat zij in de plaats van het eigenlijke begrip het oneigenlijke gebruikt, om levendigheid te geven aan de voorstelling. Wordt de metaphoor uitgewerkt tot een dichterlijk verhaal, dan ontstaat de parabel en de fabel, die men als een tweeden vorm van redekunstige allegorieën kan beschouwen. Hiertoe behooren de gelijkenissen, die wij in het Nieuwe Testament aantreffen. Eindelijk kan ook een dichtstuk van langen adem van het begin tot het einde eene allegorie wezen, zooals “Reinaert de Vos.”

Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt, dat er drie soorten van allegorieën bestaan. Het kan zijn, dat gelijkvormige voorwerpen met elkander verbonden worden (de metaphorische allegorie) , dat geestelijke zaken in een zinnelijk kleed worden gestoken (de anthropomorphische allegorie), of dat aan doode dingen leven wordt toegekend (de personifiërende allegorie). Hieruit kan men de grondregels opmaken voor het gebruik der allegorieën als beelden in gebonden en ongebonden stijl. Men moet zich tot ééne dier soorten bepalen. De vorm der mededeeling doet niet af; hij kan lyrisch, episch of dramatisch wezen. Maar men dient er vooral op te letten, dat het bedoelde voorwerp door den sluijer der allegorie heen behoorlijk, maar ook niet al te sterk zigtbaar worde. Men zorge, dat de allegorie geene te zeer didactische rigting volge en hierdoor tot plat proza afdale en dat het beeld der phantasie, hetwelk het bedoelde voorwerp omhult, geene geringere belangstelling wekke dan het geschiedkundig feit. De allegorie geeft gelegenheid, om in verbloemde bewoordingen iets te zeggen, waarmede men niet regtstreeks en openlijk voor den dag durft komen, en om die reden wordt zij dikwijls gebruikt, maar ook dikwijls tot beuzelachtige knutselarij vernederd.

Op het gebied der beeldende kunst komen gemelde drie soorten van allegorieën overeen met de symbolische, hiéroglyphische en plastische. Het symbool is een teeken, dat een algemeen denkbeeld meer aangeeft dan uitwerkt en ver verwijderd blijft van alle bijzonderheden (details). Op deze wijze is de vlinder het symbool der onsterfelijkheid, de slang die der eeuwigheid, en de olijftak die des vredes. Wordt zulk een symbool met andere figuren tot een indrukwekkend geheel verbonden, dan ontstaat eene symbolische allegorie. Zoo plaatst men den olijftak in de hand van den terugkeerenden krijgsman en het geduldige lam naast den martelaar. Worden onderscheidene symbolen met elkander verbonden, zoodat zij eene reeks van denkbeelden uitdrukken, dan vormen zij te zamen de hiéroglyphische allegorie. De plastische allegorie stelt denkbeeldige personen voor, namelijk de kunstenaar kleedt algemeene of abstracte begrippen in den vorm van levende wezens. Hoe ver de kunstenaar gaan mag bij het gebruik van allegorische voorstellingen, valt moeijelijk te bepalen; hij moet steeds verstaanbaar blijven. De beste symbolen zijn, wat de duidelijkheid betreft, de zoodanige, die in hun aard overeenkomen met de bedoelde voorwerpen, en vooral zulke, die door de bovenzinnelijke kracht, welke men wil aanduiden, als werktuigen worden gebruikt. Het boek is het symbool van den geleerde, het penseel dat van den schilder, de knods dat van den sterke. Voorts zijn zulke symbolen gepast, welke men doorgaans met het bedoelde voorwerp verbonden ziet. Daarom is de uil het symbool der wijsheid en de spiegel dat der waarheid. En eindelijk bezige men zulke symbolen, die zich onderscheiden door eene eigenschap, die men evenzeer aantreft bij het bedoelde voorwerp. Zoo is het lam het symbool van het geduld, de adelaar het symbool van stoutheid en kracht, de leeuw het symbool van moed. Eene bevallige soort van natuurlijke hiéroglyphen vindt men in de bloementaal. Zie onder dat woord.