Gepubliceerd op 06-12-2018

ZITTER

betekenis & definitie

ZITTER, m. (-s), die zit; die veel zit; (in herbergen of tapperijen) iem. die gaat zitten om zijn borrel te drinken, b.v. men houdt daar geen zifters, d. i. men verkoopt daar slechts over de toonbank; (zeew.) balken, bezijden de buikstukken op den bodem van het schip gelegd. ZITSTER, v. (-s) die zit; die altijd vlijtig werkt.

< >