ZITTEND, bn. gezeten: op die schilderij was ten zittend meisje voorgesteld;
— waarbij men veel zit: een zittend leven leiden, weinig beweging hebben;
— een zittende lessenaar, lessenaar waaraan men zit;
— (plantk.) zittende bladeren, zonder stelen; zittende stempels, zonder stijltjes; zittende helmknoppen, zonder helmdraden.