Gepubliceerd op 06-12-2018

WAAIEN

betekenis & definitie

WAAIEN - (waaide, of woei, heeft gewaaid), wind maken, blazen (van den wind): het waait hard; er waait een storm ;

— waaiende verkoelen, lucht aanbrengen door middel van een waaier: zij waaide zich met een zijden waaier;
— door den wind in beweging gebracht zijn : de vlaggen waaien van allen kant, wapperen;
— het papier waait van de tafel, wordt door den wind meegevoerd; (spr.) met alle winden waaien, met alle partijen meegaan, geen eigen meening hebben;
— (fig.) het is mij door het hoofd gewaaid, het is mij ontgaan, ik heb het vergeten;
— (spr.) het zal er waaien, het zal er onstuimig toegaan, er zal hevig getwist, gevochten worden;
— ik liet hem maar waaien, heengaan, (ook) ik keek niet meer naar hem om, liet hem aan zijn lot over;
— (gemeenz.) laat waaien dat, bekommer u daar niet verder om. '