Gepubliceerd op 06-12-2018

VALSCH

betekenis & definitie

VALSCH - bn. bw. (-er, -t), niet zoo als het moest zijn : eene valsche uitspraak van het Fransch, verkeerd, onzuiver; valsch zingen, niet op toon; valsche toon, die te hoog of te laag is; valsche snaar, niet goed gestemd; valsche plooien, verkeerde; (ook naaist.) postuurnaadje;

— valsche passen maken. verkeerde passen, (ook fig.) allerlei buitensporigheden begaan;
— valsch licht, kunst- en daglicht ondereen; (fig.) iets, iem. in een valsch licht plaatsen, verkeerd voorstellen;
— valsche schaamte, verkeerd geplaatste hoogmoed om een misslag te bekennen;
— een valsch gerucht, verkeerd, ongegrond;
— een valschen smaak hebben, niet goed gevormden; valsch vernuft;
— valsche deugd, valsche nederigheid, slechts in schijn;
— een valsche honger, hongergevoel dat niet berust op behoefte aan voedsel;
— schijnbaar: valsche pokken, waterpokken;
— (ontl.) valsche ribben, de onderste ribben die niet aan het borstbeen verbonden zijn; een valsche naad, glad, niet getand;
— niet echt, nagemaakt, bedrieglijk, onwaar: valsche tanden; valsch haar; valsch goud; valsche steenen, diamanten, valsche handteekening; valsche wissels; een valsch testament, een valsche munter, die valsch geld maakt; valsch geld, nagemaakt geld. gewoonlijk van te weinig waarde; valsch zweren, een valschen eed doen, meineed;
— een valschen naam, opgeven, een anderen, verkeerden naam;
— valsche getuigen, omgekochte; valsch getuigenis afleggen, onwaar; valsche sleutel, looper; valsche gewichten, die niet het volle gewicht hebben; de valsche profeten, onware; eene valsche redeneering, onhoudbare;
— niet eerlijk, niet oprecht: een valsche vriend: hij is valsch, heeft een valsch karakter;
— valsch spelen, bedriegen in het spel; een valsche speler; valsche dobbelsteenen, om valsch mede te spelen:
— boos, toornig, vijandig gezind: valsch om iets worden; iem. valsch aankijken;
— de kat is valsch, is niet te vertrouwen.
VALSCHHEID. v. (...heden), onechtheid; geveinsdheid, het gekunstelde; (recht.) valschheid in geschrifte, eene valsche hand; (fig.) gramschap, toorn : de valschheid kijkt hem de oogen uit; (ook) de onoprechtheid ziet men hem aan.