Wat is de betekenis van VALSCH?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

valsch

valsch - Bijvoeglijk naamwoord 1. verouderde spelling of vorm van vals van vóór 1946/47

2024-04-19
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Valsch

van ’t Ofr. fals (thans faux), uit ’t Lat. falsus = verkeerd, onecht.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VALSCH

VALSCH - bn. bw. (-er, -t), niet zoo als het moest zijn : eene valsche uitspraak van het Fransch, verkeerd, onzuiver; valsch zingen, niet op toon; valsche toon, die te hoog of te laag is; valsche snaar, niet goed gestemd; valsche plooien, verkeerde; (ook naaist.) postuurnaadje; — valsche passen maken. verkeerde passen, (ook fig.) allerlei bui...

2024-04-19
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Valsch

zie Onecht.

2024-04-19
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Valsch

Valsch, bn. en bijw. (-er, meest -), niet echt, nagemaakt; een -e munter, die valsch geld maakt, die geld vervalscht; - spelen, bedriegen in het spel; een - (geveinsd) kompliment; een -e (omgekochte) getuige; een - (verkeerd, ongegrond) gerucht; eene -e (niet houdbare) redenering; - licht, kunst- en daglicht ondereen; iets in een - daglicht plaatse...

2024-04-19
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Valsch

Falsus, improbus, fallax, fucosus, fuco tectus, adulteratus, fictus, simulatus. ger. falsch: gall. faux: ital. falso: ang, false.