valsch
valsch - Bijvoeglijk naamwoord 1. verouderde spelling of vorm van vals van vóór 1946/47
Wiktionary (2019)
valsch - Bijvoeglijk naamwoord 1. verouderde spelling of vorm van vals van vóór 1946/47
J.H. van Dale (1898)
VALSCH - bn. bw. (-er, -t), niet zoo als het moest zijn : eene valsche uitspraak van het Fransch, verkeerd, onzuiver; valsch zingen, niet op toon; valsche toon, die te hoog of te laag is; valsche snaar, niet goed gestemd; valsche plooien, verkeerde; (ook naaist.) postuurnaadje; — valsche passen maken. verkeerde passen, (ook fig.) allerlei bui...
I.M. Calisch (1864)
Valsch, bn. en bijw. (-er, meest -), niet echt, nagemaakt; een -e munter, die valsch geld maakt, die geld vervalscht; - spelen, bedriegen in het spel; een - (geveinsd) kompliment; een -e (omgekochte) getuige; een - (verkeerd, ongegrond) gerucht; eene -e (niet houdbare) redenering; - licht, kunst- en daglicht ondereen; iets in een - daglicht plaatse...
Cornelis Kiliaan (1573)
Falsus, improbus, fallax, fucosus, fuco tectus, adulteratus, fictus, simulatus. ger. falsch: gall. faux: ital. falso: ang, false.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: