SJOUW - v. (-en), dikke bundel, last; ruk ; rol; (zeew.) opgerolde vlag of ander pak, dat men ophijscht om een ander vaartuig aan boord te roepen : vlaggen in sjouw hijschen, halfstok; (fig.) moeilijkheid : dat was eene heele sjouw;
— (fig.) aan de (of op) sjouw zijn, zwieren.