BUNDEL, m. (-s), iets wat samengebonden is een bundel hout, stroo; een bundel papieren, paperassen (ook vaak zonder band eene handvol); een bundeltje kleeren;
— zijn bundeltje pakken, met het weinige dat men heeft vertrekken, ophoepelen;
— een bundel pijlen, lichtstralen; een bundel gedichten, novellen, in een boekdeel vereenigd.