Gepubliceerd op 24-02-2020

Vlag

betekenis & definitie

Het begrip vlag heeft 2 verschillende betekenissen:

1. vlag - VLAG - v. (-gen), een stuk doek van eene lichte stof, gewoonlijk vlaggendoek, dat in het algemeen de gedaante heeft van een rechthoek van zeer verschillende afmetingen en kleuren; men onderscheidt de natievlaggen van de seinvlaggen;
— inz. de Nederlandsche vlag, door de dichters ook dundoek geheeten;
— de witte vlag, vlag ten teeken van overgave, (oudt.) Fransche koninklijke lag;
— de roode vlag, bloedvlag, vlag ten teeken van oorlog, voortzetting des gevechts;
— (fig.) de roode vlag waait, hangt uit, zij heeft de maandstonden;
— de vlag strijken, nederhalen; (fig.) de vlag voor iem. strijken, voor iem. onderdoen, hem als zijn meerdere erkennen;
— (fig.) welke vlag voert hij ? tot welke partij hoort hij ? (ook) door wie wordt hij beschermd ?;
— met vlag en wimpel, volkomen overwinnend, onbelemmerd; met vlag en wimpel door een examen komen, met mooie cijfers slagen;
— de vlag dekt de lading, in oorlogstijd wordt de onzijdige vlag der schepen door de oorlogvoerende partijen geëerbiedigd;
— de vlag voeren, ten teeken van bevelhebberschap de vlag laten waaien; de baas zijn;
— dat staat als eene vlag op eene modderschuit, die opschik komt niet met de rest overeen;
— (fig.) de zeemacht (eener natie);
— de vlag van eene veer, de baarden ter weerszijden der schacht;
— (plantk.) bovenste, meestal ook het grootste bloemkroonblad eener vlinderbloem. VLAGJE, VLAGGETJE, o. (-s).

2. vlag - VLAG - o. naam van vezelachtige gewassen in den zomer in onze grachten, kanalen enz.