SJOUWEN - (sjouwde, heeft gesjouwd), zware lasten dragen, overbrengen : die kerels sjouwen de zwaarste vrachten ;
— (fig.) moeilijk werk verrichten; zich afwerken : hij sjouwt van den morgen tot den avond om wat te verdienen;
— (fig.) een liederlijk leven leiden, zwieren, nachtbraken;
—(zeew.) aan boord roepen door het ophijschen eener sjouw.