Pauselijk - PAUSLIJK, bn. tot den paus behoorende, van den paus : de pauselijke stoel; het pauselijk gebied, de voormalige Kerkelijke Staat; de pauselijke kroon, de driekroon of tiare;
— de pauselijke familie, geestelijken en leeken die voor den persoonlijken dienst van den Paus en zijn Hof zijn aangewezen;
— van den paus afkomstig, van hem uitgaande: een pauselijk decreet, eene pauselijke bul, encycliek.