Gepubliceerd op 01-11-2018

Onfeilbaar

betekenis & definitie

Onfeilbaar bn. bw. aan geene dwaling, geene vergissing onderhevig : je kunt het immers mis hebben of zijt gij onfeilbaar ?;

— inz. ten opzichte van het geloof, van de Kerk, van den Paus : een door de onfeilbare Kerk veroordeelde dwaling; op het oecumenisch concilie van 1870 te Rome is de Paus onfeilbaar verklaard;
— zonder kans van falen : die welluidende stem, die het onfeilbaar vermogen had, altijd hare ziel te treffen;
— een onfeilbaar geneesmiddel;
— onvermijdelijk, van hetgeen nog geschieden moet: het wagg’lend heir staat stil en wacht d'onfeilbren dood in ’t midden van de kil;
— van datgene waaromtrent men zich niet vergissen kan : fonkelende oogen
— het onfeilbaar teeken van drift;
— bw. buiten eenigen twijfel, stellig : dit is het lot, dat Vlaanderen onfeilbaar zal ondergaan. ONFEILBAARHEID, v. het onfeilbaar zijn : het leerstuk der pauselijke onfeilbaarheid.

< >