Wat is de betekenis van Onfeilbaar?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onfeilbaar

bn. bw., 1. aan geen dwaling, geen vergissing onderhevig: je kunt het immers mis hebben of ben je onfeilbaar? — (R.-K.) gevrijwaard van dwaling met betr. tot de geloofs- of zedenleer : de Paus is onfeilbaar als hij spreekt ex cathedra; 2. altijd het bedoelde of verwachte resultaat hebbend, zonder kans van falen: die welluidende stem, die het...

2025-07-15
Klankschaal ABC

Geert Verbeke (2000)

onfeilbaar

Sommige mensen die een klankschaalmassage ontvangen, aanzien de behandelaar als een onfeilbare gids of toch op zijn minst als een verzorger met voor elk stankje een klankje. De behandelaar maakt best duidelijk dat ook hij wel eens droomt van een verafgelegen atol en juist daarom graag met beide voeten op de grond blijft staan. Vertellen over eigen...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onfeilbaar

onfeilbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet kunnen falen, altijd goed werkend De zogenaamde onfeilbare kerncentrale was toch minder veilig dan altijd werd gedacht. Toen de onfeilbaare leraar een fout maakte dachten alle leerlingen dat ze hem niet goed hadd...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onfeilbaar

onfeilbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-feil-baar 1. wie nooit een fout maakt ♢ van de paus wordt gezegd dat hij onfeilbaar is Bijvoeglijk naamwoord: on-feil-baar ... is onfeilbaarder dan ... ...

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onfeilbaar

adj., ûnfeilber.

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onfeilbaar

bn., bw. (vrij van dwaling, zich niet kunnend vergissen; zeker gebeurend, onvermijdelijk): een dokter is niet onfeilbaar; een onfeilbaar geneesmiddel, nooit falend; onfeilbaar zeker, stellig.