Onfatsoenlijk bn. bw. (-er, -st), met het fatsoen, de goede manieren in strijd : datgene wat onze fatsoenlijke wereld onfatsoenlijk noemt;
— gemeen : dat onfatsoenlijke woord mag je niet gebruiken;
— bw. ongemanierd: onfatsoenlijk eten; onfatsoenlijk spreken.
ONFATSOENLIJKHEID, v. (...heden).